2havo - les 16 Grammatica H3 + Grammatica H4 deel 2

Welkom - 2 havo
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom - 2 havo

Slide 1 - Slide

Doelen
Lezen SO
Klaar? boek!

Grammatica H3
Je weet wat het naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde is. (redekundig)
Je herkent zelfstandige-, koppel-, en hulpwerkwoorden. (woordsoorten)

Grammatica H4
Je kunt de bijvoeglijke bepaling in een zin vinden. (redekundig)
Je herkent en benoemt telwoorden. (woordsoorten)

Slide 2 - Slide

Tekstverband
doel-middelverband

vergelijkend verband


samenvattend verband
Signaalwoorden
opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van

in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals - ook de vergrotende trap: meer/groter/beter

kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
Lezen H3

Slide 3 - Slide

Feiten, meningen en argumenten
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is.
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn. 
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument.
Lezen H4

Slide 4 - Slide

Maak de toets
1. Schrijf de antwoorden op een blaadje (naam!)
2. Klaar? Lees in je boek
3. Je hebt 50 minuten de tijd.
timer
50:00
Je mag de tekst los maken.

Slide 5 - Slide

timer
15:00

Slide 6 - Slide

Grammatica H3: wg of ng?zinsdelen

iets doen = wg
iets zijn = ng

Wat moet je kunnen? PV of onderwerp in een zin kunnen vinden.
De woorden: zijn, worden, blijven, blijken, schijnen herkennen.



Slide 7 - Slide

Uitspraken van een peuter
mama bakken, oma eten, broer lief, tante mooi, Henk voetballen

Welke horen er bij iets doen? (WW-gez)
Welke horen er bij iets zijn? (NW-gez)

Slide 8 - Slide

Persoonsvorm toevoegen
mama bakken, oma eten, broer lief, tante mooi, Henk voetballen


Welke horen er bij iets doen? (WW-gez)
Welke horen er bij iets zijn? (NW-gez)

Congruentie: pv past zich aan de uitvoerder aan

Slide 9 - Slide

Filmpje
NN

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

H3; Wg of ng?
Opdracht: 3, 4, 8

Online!
timer
15:00

Slide 12 - Slide

H3: Werkwoorden: zww, kww, hww

Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord staat, dan is dat een zelfstandig werkwoord (zww). Als er meer werkwoorden zijn, staat het zelfstandig werkwoord meestal achter in de zin. De andere werkwoorden (ook de persoonsvorm) zijn dan hulpwerkwoord.
Als in een zin met een naamwoordelijk gezegde maar een werkwoord staat, dan is dat een vorm van een koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven, blijken,
lijken, schijnen. Het koppelwerkwoord koppelt een (tijdelijke) eigenschap aan het onderwerp.
Als er meer werkwoorden zijn, staat het koppelwerkwoord vaak achter in de zin.

Slide 13 - Slide

Filmpje
NN

Slide 14 - Slide

H3: Werkwoorden: Zww, kww, hww
Opdracht 1: Klassikaal
Elke zin heeft (bijna altijd) 1 zelfstandig werkwoord. Alle andere werkwoorden zijn hulp.
Koppelwerkwoord alleen bij naamwoordelijk gezegde!

Opdracht 2 + 9
timer
20:00

Slide 15 - Slide

Huiswerk

Voor maandag!
H3: Wg of ng? Opdracht 1, 2, 3, 4
H3: Zww, kww, hww opdracht 2, 5, 9

Slide 16 - Slide

Grammatica H4
Bijvoeglijke bepaling

Telwoorden

Slide 17 - Slide

H4: Bijvoeglijke bepaling
Je leert wat een bijvoeglijke bepaling is en hoe je deze kunt herkennen.

Slide 18 - Slide

Start
Maak de startopdracht (online)

Slide 19 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
Als de kern een zelfstandig naamwoord is, is er sprake van een bijvoeglijke bepaling (bijv.bep). Zo’n bijvoeglijke bepaling kan vóór of achter het zelfstandig naamwoord staan. 
Er kunnen ook meer bepalingen bij één zelfstandig naamwoord horen. 
In de voorbeeldzin hieronder is de kern vetgedrukt en zijn de bepalingen onderstreept:
– De bekende regisseur van deze thriller / heeft / tot mijn grote verrassing / al eerder / twee heel mooie films / gemaakt.

Wat moet je kunnen? De zin in zinsdelen kunnen verdelen.

Slide 20 - Slide

Filmpje
NN

Slide 21 - Slide

H4: Bijvoeglijke bepaling
Opdracht 1: klassikaal
Opdracht 3, 4, 8
timer
20:00

Slide 22 - Slide

Telwoorden
Je leert wat telwoorden zijn en hoe je deze kunt herkennen.

Slide 23 - Slide

Start
Maak de opdracht!

Slide 24 - Slide

H4: Telwoord

Slide 25 - Slide

H4: Telwoord
Opdracht 8: Klassikaal

Opdracht 1, 2, 3, 4
timer
20:00

Slide 26 - Slide

Huiswerk
H4: bijvoeglijke bepaling
opdracht 3, 4, 8

H4: telwoord
opdracht 1, 2, 3, 4, 8

Slide 27 - Slide