H6.6 ontwikkelingssamenwerking

Hoofdstuk 5.6
Ontwikkelingssamenwerking
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Hoofdstuk 5.6
Ontwikkelingssamenwerking

Slide 1 - Slide

dinsdag 13 maart Toets H6
leerdoelen:
Je kunt verschillende vormen van ontwikkelingssamenwerking noemen.

Je kunt aangeven wanneer de verschillende vormen van ontwikkelingssamenwerking worden toegepast.
ontwikkelingssamenwerking

Slide 2 - Slide

Ontwikkelingssamenwerking: Hulpverlening aan en in overleg met ontwikkelingslanden.
ontwikkelingssamenwerking

Slide 3 - Slide

 ontwikkelingssamenwerking
Er zijn verschillende soorten vormen van ontwikkelingssamenwerking:

Noodhulp = hulp om de ergste gevolgen op te vangen van een natuurramp of oorlog. (Zodat inwoners weer voor hun eigen basisbehoeften kunnen zorgen)

voorbeelden van Noodhulp zijn:
  • opvang vluchtelingen
  • hulp bij herstel land
  • noodzakelijke goederen (tenten, dekens, voedsel, medicijnen, enz.)







Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

ontwikkelingssamenwerking
Structurele hulp = hulp die een blijvende oplossing biedt voor een probleem van een ontwikkelingsland.
Voorbeelden van structurele hulp:
  • overdracht van kennis
  • aanleggen van waterpompen
  • geld




Slide 6 - Slide

 ontwikkelingssamenwerking
Gebonden hulp: Steun aan een ontwikkelingsland in de vorm van geld dat moet worden besteed aan producten afkomstig uit het steun verlenende land.
Voordeel ontwikkelingsland: er is geld om het land op te bouwen
Nadeel voor ontwikkelingsland: ze zijn verplicht geld in gevende land uit te geven.
Voordeel gevend land: meer werkgelegenheid en winst
Ongebonden hulp: hulp zonder bijkomende voorwaarden. Het ontvangende land beslist zelf wat het beste voor hen is

Slide 7 - Slide


Nederland betaald een deel van de hulp via internationale organisaties die armoede bestrijden.
Vooral aan de Verenigde Naties (VN)
en de Wereldbank
 ontwikkelingssamenwerking

Slide 8 - Slide


Bilaterale hulp: De ontwikkelingshulp die rechtstreeks door een land aan een arm land geschonken wordt. Bijvoorbeeld: het LUMC (Leiden University Medical Center) van Nederland komt met hartchirurgen operaties uitvoeren in Suriname en schenkt hier apparatuur.
 ontwikkelingssamenwerking

Slide 9 - Slide

VN norm = de doelstelling van de VN is dat alle landen 0,7% van het
 nationaal inkomen besteden aan ontwikkelingssamenwerking

Subsidie = de Nederlandse overheid geeft subsidie aan Nederlandse bedrijven die investeren in fabrieken of andere bedrijven in ontwikkelingslanden.
Hierdoor wordt werkgelegenheid gecreëerd en neemt de welvaart in het
ontwikkelingsland toe. 
 ontwikkelingssamenwerking

Slide 10 - Slide

Nederland werkt mee aan het vergroten van de welvaart van ontwikkelingslanden. Dit kan NL bijvoorbeeld doen/ doet NL door:
  •     een lening te verstrekken
  •     een gift te geven
  •     subsidies aan hulporganisaties (Artsen zonder grenzen)
  •     lid te zijn van de VN (wereldwijde organisatie)



ontwikkelingssamenwerking

Slide 11 - Slide

Importheffing
Arme landen willen er van af -> meer werkgelegenheid door export
Rijke landen willen het behouden -> angst voor werkeloosheid in eigen land
Landen onderhandelen steeds vaker rechtstreeks over invoerrechten en sluiten daarna een handelsovereenkomst. 
8 ontwikkelingssamenwerking

Slide 12 - Slide

1.Wat is slimmer? Veel landen een klein beetje geld geven? Of een aantal landen écht ondersteunen?
A
Veel landen een klein beetje geld geven
B
Of een aantal landen écht ondersteunen

Slide 13 - Quiz

3. Hulp aan ontwikkelingslanden om de oorzaken van armoede te bestrijden en de landen economisch zelfstandig te maken.
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 14 - Quiz

4.Bij welk voorbeeld is sprake van NOODHULP?
A
Nederland geeft jaarlijks een geldbedrag aan Ethiopië .
B
Nederland geeft hulp aan Albanië om de economie te versterken.
C
Nederland geeft Suriname hulp vanwege een overstroming daar

Slide 15 - Quiz

5.Hulp die een land rechtstreeks geeft aan een ontwikkelingsland.
A
Noodhulp
B
Structurele hulp
C
Bilaterale hulp
D
Gebonden hulp

Slide 16 - Quiz

6.In welke situatie is noodhulp de beste vorm van hulp?
A
Overstroming
B
Lage lonen
C
Armoede

Slide 17 - Quiz

7.Nederland probeert met de ontwikkelingshulp zo veel mogelijk te bevorderen dat ontwikkelingslanden zelfstandig worden.
Hoe noem je dit soort hulp?
A
Gebonden hulp
B
Noodhulp
C
Bilaterale hulp
D
Structurele hulp

Slide 18 - Quiz

8.Cambodja is getroffen door een zware aardbeving en krijgt hulp uit Nederland. Het geld dat Cambodja van Nederland heeft gekregen, moet worden besteed voor nieuwe goederen/diensten én gekocht worden in NL. Om welke vorm van ontwikkelingshulp gaat het hierom?
A
Noodhulp
B
gebonden hulp
C
ongebonden hulp
D
structurele hulp

Slide 19 - Quiz

9.Deze hulp wordt geboden na een tsunami
A
Structurele hulp
B
Noodhulp

Slide 20 - Quiz

10. De Nederlandse overheid heft belastingen.
Daarvan betaalt de overheid de ontwikkelingshulp.

Hoe heet het wanneer
De ontwikkelingslanden een deel van deze hulp in Nederland moeten uitgeven,


A
bilaterale hulp
B
gebonden hulp
C
ongebonden hulp

Slide 21 - Quiz

11. Ontwikkelingshulp met als doel het blijvend verminderen van armoede is een vorm van:
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 22 - Quiz

12.Is de bouw van een ziekenhuis noodhulp of structurele hulp?
A
noodhulp
B
structurele hulp

Slide 23 - Quiz

14. Nederland moet 0,7% van het nationaal inkomen uitgeven aan ontwikkelingshulp. Het nat. inkomen is 780 miljard. Wat moet Nederland dan dus uitgeven aan ontwikkelingshulp? schrijf eerst je berekening op
A
5.460.000.000
B
546.000
C
546.000.000.000
D
5.460.000

Slide 24 - Quiz

16. Een microkrediet is een zakelijke lening tot maximaal € 50.000 voor (startende) ondernemers in het midden- en kleinbedrijf. Het geven van microkredieten is noodhulp.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

18. Om de gevolgen van een tsunami te voorkomen bouwt Nederland op haar kosten dijkbewaking voor Bangladesh.
Wat voor een soort ontwikkelingshulp is dit?
A
Structurele hulp
B
Noodhulp
C
Bilaterale hulp
D
Dit is geen ontwikkelingshulp

Slide 26 - Quiz

19. Door een tsunami leven 200.000 mensen in Bangladesh zonder dak boven hun hoofd. De EU bouwt tenten.
Wat voor een soort ontwikkelingshulp is dit?
A
Structurele hulp
B
Noodhulp
C
Bilaterale hulp
D
Dit is geen ontwikkelingshulp

Slide 27 - Quiz

20. Unicef is een hulporganisatie die geld besteedt aan het verbeteren van onderwijs in ontwikkelingslanden. Geeft Unicef noodhulp of structurele hulp?
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 28 - Quiz

Aan de slag
Maak de vragen 6 t/m 11 op blz 68.
Hoe ? In stilte
Heb je een vraag ? Steek dan je vinger op.
Ben je klaar ? Dan kun je nakijken



Slide 29 - Slide

21. Nepal werd enkele jaren geleden getroffen door een zware aardbeving. Veel mensen kwamen om het leven. De materiële schade was enorm.

Op Giro 555 brachten Mensen in Nederland € 25 miljoen bijeen voor hulp. Bijna een kwart van dit geld ging naar huisvesting. Ook werden ziekenhuizen herbouwd en ingericht. Zo'n € 4,5 miljoen is besteed aan voorzieningen voor water en sanitair.

Was de hulp uit Nederland vooral noodhulp of structurele hulp?
A
Noodhulp, want het was hulp na een natuurramp.
B
Noodhulp, want het was hulp op korte termijn.
C
Structurele hulp, want het ging om grote bedragen.
D
Structurele hulp, want met de hulp kon het land weer opgebouwd worden.

Slide 30 - Quiz

extra uitleg
1) 8.3 ontwikkelingshulp, bilaterale hulp en microkrediet (5.25 min)
2) ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking (3.40 minuten)
ontwikkelingssamenwerking

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video