4.3.1 Herhalen Politiek 2425

Maatschappijkunde 
Politiek en beleid
Log in op LessonUp met klascode bisyn
Log in op de Eindexamensite met code UAVNW
1 / 45
next
Slide 1: Slide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Maatschappijkunde 
Politiek en beleid
Log in op LessonUp met klascode bisyn
Log in op de Eindexamensite met code UAVNW

Slide 1 - Slide

Lesplanning 
Actualiteit
Herhalen Politiek  H1 t/m H10  
Klaar? Zelfstandig werken 

 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Herhalen Politiek
Deel 1

Slide 5 - Slide

Welke bestuurslagen zijn er in Nederland
A
De gemeente en de provincie
B
De gemeente, provincie en het rijk
C
De gemeente, provincie, het land en de regio
D
Alleen het land

Slide 6 - Quiz

Wie zijn de volksvertegenwoordigers in de gemeente?
A
Wethouders
B
Burgermeester
C
Gemeenteraad
D
Tweede Kamer

Slide 7 - Quiz

Dus, wie doet wat binnen de gemeente? Sleep de antwoorden naar de juiste bestuurders.
Gemeenteraad
College van B&W
Stemmen over regels voor de gemeente
Bedenken van regels voor de gemeente
Uitvoeren van besluiten voor de gemeente
Controleren van het dagelijks bestuur
Vergelijkbaar met de regering
Vergelijkbaar met het parlement

Slide 8 - Drag question

Wat is het dagelijks bestuur van de provincie?
A
Provinciale Staten.
B
Gedeputeerde Staten.
C
Gemeenteraad
D
Waterschap

Slide 9 - Quiz

Wie controleert in de provincie of de plannen goed worden uitgevoerd?
A
Provinciale Staten
B
Gedeputeerde Staten
C
Commisaris van de Koning
D
Wethouders

Slide 10 - Quiz

Gemeentebestuur
Provinciale Staten 
Tweede 
Kamer
In Arnhem komt een nieuw zwembad. 
Moet er een nieuwe weg tussen Arnhem en Elst komen?
De scholen sluiten niet meer bij een lockdown  

Slide 11 - Drag question

De volksvertegenwoordigers van ons land zitten in:
A
Het Kabinet
B
Het Parlement
C
De Regering
D
De Monarchie

Slide 12 - Quiz

Parlement
Controleert
Volk
Gemeenteraad
Provinciale Staten
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Regering

Slide 13 - Drag question

Wie heeft er in Nederland wetgevende macht?
A
Kabinet en parlement
B
Regering en parlement
C
Tweede Kamer en minister
D
Kabinet en regering

Slide 14 - Quiz

Wie hoort of horen bij de uitvoerende macht?
A
Parlement
B
Rechter
C
Koning
D
Politie

Slide 15 - Quiz

LINKS
RECHTS
Actieve overheid
Passieve overheid
Opkomen zwakkeren
Liberalisme
Sociaal-democratie
Zelfredzaamheid
Economische vrijheid

Slide 16 - Drag question

LINKS
RECHTS
PVV
VVD
SP
GL/PVDA
FVD
DENK
SGP
PVDD

Slide 17 - Drag question

Links
Midden
Rechts
De overheid zorgt voor de zwakkeren
Mensen zorgen voor elkaar
Mensen hebben een eigen verantwoordelijkheid

Slide 18 - Drag question

Bij welke politieke stroming horen de partijen.
Sleep het plaatje naar het juiste hokje.
Liberalisme
Christen-democratie
Sociaal-democratie

Slide 19 - Drag question

Geloof, naastenliefde en solidariteit, zijn de belangrijkste waarde van:
A
Sociaaldemocratie
B
Christendemocratie
C
Liberalisme

Slide 20 - Quiz

"........ vindt dat abortus en euthanasie altijd verboden moeten zijn"
A
GroenLinks
B
VVD
C
SP
D
SGP

Slide 21 - Quiz

"Wie meer verdient, moet minder kinderbijslag krijgen"
A
Rechts
B
Midden
C
Links

Slide 22 - Quiz

"Belasting op vlees moet omhoog, zodat minder mensen vlees eten"
A
Progressief
B
Conservatief

Slide 23 - Quiz

"De doodstraf is in het uiterste geval een rechtvaardige straf"
A
Progressief
B
Conservatief

Slide 24 - Quiz

"Abortus moet verboden worden"
A
Progressief
B
Conservatief

Slide 25 - Quiz

Bedrijven die gehandicapten aannemen als werknemers krijgen een vergoeding.

Bij welk uitgangspunt van politieke stromingen past dit?
A
Rentmeesterschap
B
Vrijemarkteconomie
C
Opkomen voor de zwakkeren
D
Gelijkheid

Slide 26 - Quiz

In welke politieke stroming zijn economische en persoonlijke vrijheid het belangrijkst?
A
De christen-democratie
B
De sociaal-democratie
C
Het liberalisme
D
Alle stromingen.

Slide 27 - Quiz

Een kenmerk van de Ecologische stroming is:
A
gelijkheid
B
vrijheid
C
milieubewustzijn
D
solidariteit

Slide 28 - Quiz

Welke politieke stroming wordt door deze cartoon bekritiseerd?
A
Liberalisme
B
Populisme
C
Sociaal-democratie
D
Christendemocratie

Slide 29 - Quiz

'Populisme' wil zeggen:
A
Opkomen voor de arme bevolking en hoort bij links
B
Zeggen namens 'het volk' te spreken en komt voor bij links en rechts
C
Opkomen voor de rijke bevolking en hoort bij rechts
D
Opkomen voor de Europese bevolking en hoort bij midden

Slide 30 - Quiz

Actief kiesrecht betekent dat iemand:
A
zich verkiesbaar stelt bij verkiezingen
B
een politieke partij mag oprichten
C
de standpunten van politieke partijen goed kent
D
bij verkiezingen mag stemmen

Slide 31 - Quiz

Economische vrijheid en persoonlijke vrijheid zijn belangrijkste waarde van:
A
de sociaaldemocratie
B
de christendemocratie
C
het liberalisme

Slide 32 - Quiz

Medewetgeving 
Recht van initiatief 
Recht van amendement
Stemrecht
Budgetrecht
Zelf wetsvoorstellen indienen.
Wijzigingen in een wetsvoorstel.
Stemmen over een wetsvoorstel.
Begroting goedkeuren of afkeuren

Slide 33 - Drag question

Controleren van de regering
Vragenrecht
Recht van interpellatie
Recht van motie
Recht van enquete
Schriftelijke en mondelinge vragen.
Spoeddebat, minister ter verantwoording roepen.
Uitspraak over een minister.
Onderzoek instellen.

Slide 34 - Drag question

Een Kamerlid wil graag dat een minister in zijn wetsvoorstel een wijziging aanbrengt. Van welk recht maakt het Kamerlid gebruik?
A
Recht van interpellatie.
B
Recht van amendement.
C
Stemrecht.
D
Recht van initiatief.

Slide 35 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1.In een motie geeft de Tweede Kamer haar mening over iets.
2. Tweede Kamerleden mogen wel stemmen over een wetsvoorstel, maar ze mogen geen wetsvoorstel wijzigen.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 36 - Quiz

75 zetels
150 zetels
Direct gekozen door het volk
Indirect gekozen door het volk

Slide 37 - Drag question

Hoeveel zetels heeft een coalitie minimaal nodig om efficiënt te kunnen regeren?
A
51
B
76
C
101
D
150

Slide 38 - Quiz

Controlerende instrumenten (rechten) van de Eerste- en Tweede Kamer
Wetgevende instrumenten (rechten) die alleen de Tweede kamer heeft
Recht van budget
Recht van enquête 
Vragenrecht
Recht van interpellatie
Motierecht
Recht van amendement 
Recht van initiatief 

Slide 39 - Drag question

Welk recht heeft de Eerste Kamer niet?
A
Motie
B
Parlementaire enquête
C
Stemrecht
D
Recht van initiatief

Slide 40 - Quiz

Ministers zijn lid van de Tweede Kamer. Klopt deze uitspraak?
A
Ja, want de ministers zitten in de zaal van de Tweede Kamer
B
Ja, want ministers zijn gekozen bij de verkiezingen
C
Nee, want ministers zijn GEEN lid van de Tweede Kamer
D
Nee, want ministers komen nooit in de Tweede Kamer

Slide 41 - Quiz

Wat staat er in het regeerakkoord?
A
de uitgaven voor het komende jaar
B
de plannen voor het komende jaar
C
de plannen voor de komende vier jaar
D
de uitgaven voor de komende vier jaar

Slide 42 - Quiz

Zet de stappen voor een nieuw het wetsvoorstel in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6

Slide 43 - Drag question

Slide 44 - Slide

Wat ga je nu doen? 
Maak het assenstelsel (zie vorige slide)
Oefen met de Eindexamensite
Maak een maatschappijkunde examen 
Leer begrippen 
Log in op LessonUp met klascode bisyn
Log in op de Eindexamensite met code UAVNW

Slide 45 - Slide