This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Maatschappijkunde
Politiek en beleid
Log in op LessonUp met klascode bisyn
Log in op de Eindexamensite met code UAVNW
Slide 1 - Slide
Lesplanning
Actualiteit
Herhalen Politiek H1 t/m H10
Klaar? Zelfstandig werken
-
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Herhalen Politiek
Deel 1
Slide 5 - Slide
Welke bestuurslagen zijn er in Nederland
A
De gemeente en de provincie
B
De gemeente, provincie en het rijk
C
De gemeente, provincie, het land en de regio
D
Alleen het land
Slide 6 - Quiz
Wie zijn de volksvertegenwoordigers in de gemeente?
A
Wethouders
B
Burgermeester
C
Gemeenteraad
D
Tweede Kamer
Slide 7 - Quiz
Dus, wie doet wat binnen de gemeente? Sleep de antwoorden naar de juiste bestuurders.
Gemeenteraad
College van B&W
Stemmen over regels voor de gemeente
Bedenken van regels voor de gemeente
Uitvoeren van besluiten voor de gemeente
Controleren van het dagelijks bestuur
Vergelijkbaar met de regering
Vergelijkbaar met het parlement
Slide 8 - Drag question
Wat is het dagelijks bestuur van de provincie?
A
Provinciale Staten.
B
Gedeputeerde Staten.
C
Gemeenteraad
D
Waterschap
Slide 9 - Quiz
Wie controleert in de provincie of de plannen goed worden uitgevoerd?
A
Provinciale Staten
B
Gedeputeerde Staten
C
Commisaris van de Koning
D
Wethouders
Slide 10 - Quiz
Gemeentebestuur
Provinciale Staten
Tweede
Kamer
In Arnhem komt een nieuw zwembad.
Moet er een nieuwe weg tussen Arnhem en Elst komen?
De scholen sluiten niet meer bij een lockdown
Slide 11 - Drag question
De volksvertegenwoordigers van ons land zitten in:
A
Het Kabinet
B
Het Parlement
C
De Regering
D
De Monarchie
Slide 12 - Quiz
Parlement
Controleert
Volk
Gemeenteraad
Provinciale Staten
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Regering
Slide 13 - Drag question
Wie heeft er in Nederland wetgevende macht?
A
Kabinet en parlement
B
Regering en parlement
C
Tweede Kamer en minister
D
Kabinet en regering
Slide 14 - Quiz
Wie hoort of horen bij de uitvoerende macht?
A
Parlement
B
Rechter
C
Koning
D
Politie
Slide 15 - Quiz
LINKS
RECHTS
Actieve overheid
Passieve overheid
Opkomen zwakkeren
Liberalisme
Sociaal-democratie
Zelfredzaamheid
Economische vrijheid
Slide 16 - Drag question
LINKS
RECHTS
PVV
VVD
SP
GL/PVDA
FVD
DENK
SGP
PVDD
Slide 17 - Drag question
Links
Midden
Rechts
De overheid zorgt voor de zwakkeren
Mensen zorgen voor elkaar
Mensen hebben een eigen verantwoordelijkheid
Slide 18 - Drag question
Bij welke politieke stroming horen de partijen. Sleep het plaatje naar het juiste hokje.
Liberalisme
Christen-democratie
Sociaal-democratie
Slide 19 - Drag question
Geloof, naastenliefde en solidariteit, zijn de belangrijkste waarde van:
A
Sociaaldemocratie
B
Christendemocratie
C
Liberalisme
Slide 20 - Quiz
"........ vindt dat abortus en euthanasie altijd verboden moeten zijn"
A
GroenLinks
B
VVD
C
SP
D
SGP
Slide 21 - Quiz
"Wie meer verdient, moet minder kinderbijslag krijgen"
A
Rechts
B
Midden
C
Links
Slide 22 - Quiz
"Belasting op vlees moet omhoog, zodat minder mensen vlees eten"
A
Progressief
B
Conservatief
Slide 23 - Quiz
"De doodstraf is in het uiterste geval een rechtvaardige straf"
A
Progressief
B
Conservatief
Slide 24 - Quiz
"Abortus moet verboden worden"
A
Progressief
B
Conservatief
Slide 25 - Quiz
Bedrijven die gehandicapten aannemen als werknemers krijgen een vergoeding.
Bij welk uitgangspunt van politieke stromingen past dit?
A
Rentmeesterschap
B
Vrijemarkteconomie
C
Opkomen voor de zwakkeren
D
Gelijkheid
Slide 26 - Quiz
In welke politieke stroming zijn economische en persoonlijke vrijheid het belangrijkst?
A
De christen-democratie
B
De sociaal-democratie
C
Het liberalisme
D
Alle stromingen.
Slide 27 - Quiz
Een kenmerk van de Ecologische stroming is:
A
gelijkheid
B
vrijheid
C
milieubewustzijn
D
solidariteit
Slide 28 - Quiz
Welke politieke stroming wordt door deze cartoon bekritiseerd?
A
Liberalisme
B
Populisme
C
Sociaal-democratie
D
Christendemocratie
Slide 29 - Quiz
'Populisme' wil zeggen:
A
Opkomen voor de arme bevolking en hoort bij links
B
Zeggen namens 'het volk' te spreken en komt voor bij links en rechts
C
Opkomen voor de rijke bevolking en hoort bij rechts
D
Opkomen voor de Europese bevolking en hoort bij midden
Slide 30 - Quiz
Actief kiesrecht betekent dat iemand:
A
zich verkiesbaar stelt bij verkiezingen
B
een politieke partij mag oprichten
C
de standpunten van politieke partijen goed kent
D
bij verkiezingen mag stemmen
Slide 31 - Quiz
Economische vrijheid en persoonlijke vrijheid zijn belangrijkste waarde van:
A
de sociaaldemocratie
B
de christendemocratie
C
het liberalisme
Slide 32 - Quiz
Medewetgeving
Recht van initiatief
Recht van amendement
Stemrecht
Budgetrecht
Zelf wetsvoorstellen indienen.
Wijzigingen in een wetsvoorstel.
Stemmen over een wetsvoorstel.
Begroting goedkeuren of afkeuren
Slide 33 - Drag question
Controleren van de regering
Vragenrecht
Recht van interpellatie
Recht van motie
Recht van enquete
Schriftelijke en mondelinge vragen.
Spoeddebat, minister ter verantwoording roepen.
Uitspraak over een minister.
Onderzoek instellen.
Slide 34 - Drag question
Een Kamerlid wil graag dat een minister in zijn wetsvoorstel een wijziging aanbrengt. Van welk recht maakt het Kamerlid gebruik?
A
Recht van interpellatie.
B
Recht van amendement.
C
Stemrecht.
D
Recht van initiatief.
Slide 35 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1.In een motie geeft de Tweede Kamer haar mening over iets. 2. Tweede Kamerleden mogen wel stemmen over een wetsvoorstel, maar ze mogen geen wetsvoorstel wijzigen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 36 - Quiz
75 zetels
150 zetels
Direct gekozen door het volk
Indirect gekozen door het volk
Slide 37 - Drag question
Hoeveel zetels heeft een coalitie minimaal nodig om efficiënt te kunnen regeren?
A
51
B
76
C
101
D
150
Slide 38 - Quiz
Controlerende instrumenten (rechten) van de Eerste- en Tweede Kamer
Wetgevende instrumenten (rechten) die alleen de Tweede kamer heeft
Recht van budget
Recht van enquête
Vragenrecht
Recht van interpellatie
Motierecht
Recht van amendement
Recht van initiatief
Slide 39 - Drag question
Welk recht heeft de Eerste Kamer niet?
A
Motie
B
Parlementaire enquête
C
Stemrecht
D
Recht van initiatief
Slide 40 - Quiz
Ministers zijn lid van de Tweede Kamer. Klopt deze uitspraak?
A
Ja, want de ministers zitten in de zaal van de Tweede Kamer
B
Ja, want ministers zijn gekozen bij de verkiezingen
C
Nee, want ministers zijn GEEN lid van de Tweede Kamer
D
Nee, want ministers komen nooit in de Tweede Kamer
Slide 41 - Quiz
Wat staat er in het regeerakkoord?
A
de uitgaven voor het komende jaar
B
de plannen voor het komende jaar
C
de plannen voor de komende vier jaar
D
de uitgaven voor de komende vier jaar
Slide 42 - Quiz
Zet de stappen voor een nieuw het wetsvoorstel in de juiste volgorde.