3 nov 2023
Programma 3 november
Tekst lezen, vragen maken 30 Verwijswoorden 10
Aan het werk met verwijswoorden 10
Journaal kijken en vragen beantwoorden 15
Stelling bespreken in groepjes 10
Woordspel 10
1 / 14
next
Slide 1: Slide
This lesson contains 14 slides, with text slides.
Items in this lesson
Programma 3 november
Tekst lezen, vragen maken 30 Verwijswoorden 10
Aan het werk met verwijswoorden 10
Journaal kijken en vragen beantwoorden 15
Stelling bespreken in groepjes 10
Woordspel 10
Slide 1 - Slide
Nieuwsbegrip
Kies voor niveau A of B
Lees met je partner dezelfde tekst, dus A of B
Maak opdracht 1: beantwoord samen de sleutelvragen
Slide 2 - Slide
Verwijswoorden
Een verwijswoord verwijst naar een mens, een dier, een plek, een ding, een gebeurtenis.
Als je verwijswoorden gebruikt, hoef je niet steeds hetzelfde woord te herhalen.
Slide 3 - Slide
Verwijswoorden
Hij, zij, ze, het, deze, die, dit, dat, toen, daar, hier
Het paard staat in de wei. ... graast rustig.
De auto’s zijn gerepareerd. .. staan in de garage.
Slide 4 - Slide
Die of dat? Schrijf mee
Het meisje ... hier zit, is erg aardig.
Wil je me even ... boek aangeven?
... water smaakt vreemd.
Ik zag een beer ... erg mager was.
De pizza ... werd bezorgd, was heerlijk.
Trucje: De laatste letter van het verwijswoord is hetzelfde als de laatste letter van het lidwoord: Bij ‘het’ hoort ‘dat’. Bij ‘de’ hoort ‘die’.
Slide 5 - Slide
Jeugdjournaal
Lees de vragen door
Kijk het journaal
Maak de vragen zelfstandig en lever ze in bij mij
Slide 6 - Slide
Stelling: eens of oneens?
Stelling: Het is beter om het nieuws niet te volgen.
Bespreek met elkaar wat je vindt van de stelling.
Van elk groepje vertelt één leerling de resultaten aan de rest van de klas.
Slide 7 - Slide
Hints
Twee teams
Teams spelen om de beurt
1 teamlid krijgt een woord
Hij of zij gooit de dobbelsteen: 1 of 6: uitbeelden
2 of 5: omschrijven
3 of 4: tekenen
Help je eigen team. Niet het andere team!
Goed antwoord= 1 punt
Slide 8 - Slide
www.rapidtables.com
Slide 9 - Link
Voor de volgende keer
Ga naar de bibliotheek
Haal een gratis boek op:
Sonny Boy
Annejet van der Zijl
Vanaf volgende week gaan we het samen lezen in de klas
Slide 10 - Slide
Verbanden
Een tekst bestaat uit zinnen. Die zinnen hebben iets met elkaar te maken. Tussen de zinnen bestaan verbanden.
Als je de verbanden ziet, snap je de tekst beter.
Verbanden kunnen zijn:
- voorbeeld - oorzaak en gevolg
- opsomming - tijd
- tegenstelling
- vergelijking
Slide 11 - Slide
Signaalwoorden
Want, omdat, maar, bijvoorbeeld, dus, daardoor, tot slot, namelijk, bovendien
Ik hou niet van vliegen, maar ga wel graag op reis.
Trees is erg verdrietig, omdat haar kat gisteren is overleden.
Hij deed boodschappen voordat hij naar huis ging.
Slide 12 - Slide
Signaalwoorden
Signaalwoorden zorgen ervoor dat je de verbanden in een tekst ziet. Daardoor snap je de tekst beter.
Signaalwoorden zijn woorden die aangeven: let op, nu komt er iets.
Een uitleg, een voorbeeld, een reden, een gevolg, een vergelijking, een tegenstelling
Slide 13 - Slide
Aan de slag: verwijswoorden en signaalwoorden
Zoek weer een partner op die dezelfde tekst leest (A of B)
Maak samen opdracht 3 van Nieuwsbegrip
