2M week 48 les twee

1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

What are we going to do today?

- Who is here?
- Studying/reading
- Modals
- End of lesson

Slide 2 - Slide

Write me words!
A E T R
K P L O
I M S N
H U D F

Slide 3 - Slide

timer
10:00

Slide 4 - Slide

What did we do the previous lesson?

Slide 5 - Slide

Recap!
-> Formative test CH2

Slide 6 - Slide

Homework


Let's check SOM!


Slide 7 - Slide

Recap!

Slide 8 - Slide

Past continuous
1. Wanneer gebruik je de past continuous?
2. Hoe vorm je de past continuous?

Slide 9 - Slide

Past continuous vs past simple
1. Hoe ziet de past continuous eruit?
2. Hoe ziet de past simple eruit?
3. Hoe gebruik ik beide tijden in één zin?

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Go to page 113 in your book: modals!

Slide 12 - Slide

Modal Verbs 
(hulpwerkwoorden)

must, have to, should, can, could

Slide 13 - Slide

Should
Hoe ?
Should/should not + het hele werkwoord
Wanneer?
Als jij vindt dat iets (niet) zou moeten. 
Je geeft advies of je raad iets af.
Het is niet verplicht, alleen advies!

Slide 14 - Slide

Voorbeelden
We should invite Kate to our birthday party.
You shouldn't go to bed so late.
He should eat less candy.

Slide 15 - Slide

Must
Hoe ?
must/must not + het hele werkwoord
Wanneer?
Als jij vindt dat iets (niet) moet. 
Must is krachtiger dan should.
De spreker vindt zelf dat er een actie gedaan moet worden. 

Slide 16 - Slide

Voorbeelden
You mustn't talk during his presentation.
They must wear a suit to the interview.

Slide 17 - Slide

Has to/have to
Hoe ?
has to/have to + hele werkwoord
Wanneer?
zekerheid, noodzaak of verplichting. DIT MOET VERPLICHT!
wanneer iets moet van iemand anders / een regel of wet.

Slide 18 - Slide

Voorbeelden
This answer has to be correct (zekerheid)
The soup has to be stirred continiously to prevent burning.(noodzaak)
They have to wear a school uniform. (verplichting)
They have to be home at eight o'clock. (verplichting)

Slide 19 - Slide

Can / could
Wanneer?
Je gebruikt can of could vooraan een vraag als je vraagt of jij/iemand anders iets kan doen.
Vertaalt zich naar 'kan' of 'kun' 

Could is de beleefde versie van Can! Deze gebruik je vaak wanneer er 'please' in de zin staat.

Slide 20 - Slide

Voorbeelden
Can you call me back?
(Informeel, tegen vrienden)
Could you give me some money?
(Formele vraag, aan ouders)

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

... you pass me the salt, please?

Slide 23 - Open question

He ... finish his homework before he is allowed to play videogames

Slide 24 - Open question

You ... go to the doctor

Slide 25 - Open question

I ... clean my room before my mom gets home

Slide 26 - Open question

Work
Do exercises 58, 59, het werkblad en alle opdrachten die je nog niet af hebt.

Done?
Study!
timer
1:00

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide