Vragen bij SUIKER - vragen bij examens nieuwe stijl

Vragen bij SUIKER - vragen bij examens nieuwe stijl
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vragen bij SUIKER - vragen bij examens nieuwe stijl

Slide 1 - Slide

Op jouw school is de directie van plan de snoepautomaten te laten verwijderen. Daarin zie jij een goede aanleiding om een beschouwende spreekbeurt te houden over het gebruik van suiker. Daartoe heb je bron 1, 2 en 3 tot je beschikking.

Slide 2 - Slide

In alinea 1 van bron 1 wordt een negatief beeld geschetst van de tegenstanders van suiker. In de tekst worden daartoe twee stijlfiguren gebruikt.

Slide 3 - Slide

1.Benoem deze twee stijlfiguren en geef bij elk een voorbeeld uit alinea 1.

Slide 4 - Open question

2. Vat de strekking van alinea 1 en 2 van bron 1 samen. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden

Slide 5 - Open question

In alinea 3 van tekst 1 worden positieve eigenschappen van suiker benoemd. Toch zullen tegenstanders van het gebruik van suiker hun standpunt niet herzien na lezing van alinea 3.

Slide 6 - Slide

3. Leg uit waarom niet . Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.

Slide 7 - Open question

4. In bron 1 zijn argumenten te vinden voor een belasting op suiker. Noem drie van die argumenten.

Slide 8 - Open question

Weliswaar noemt bron 1 enkele argumenten voor een belasting op toegevoegde suikers, maar toch wordt daar niet de conclusie getrokken dat er een suikertaks moet worden ingevoerd.

Slide 9 - Slide

5.Welke twee redenen worden in bron 1 genoemd om anders te besluiten?

Slide 10 - Open question

6. Je gaat op zoek naar het standpunt van bron 1. Welke zin geeft het best het standpunt weer dat in bron 1 wordt ingenomen?
A
De prijs van producten met toegevoegde suikers moet worden verhoogd.
B
Er moet extra belasting komen op alle producten die suiker bevatten.
C
Mensen moeten een andere houding aannemen tegenover suiker.
D
Natuurlijke suikers zijn even schadelijk als toegevoegde suikers.

Slide 11 - Quiz

7. Je gaat op zoek naar het standpunt van bron 2. Welke zin geeft het best het standpunt weer dat in bron 2 wordt ingenomen?
A
Consumenten moeten een andere houding aannemen tegenover suiker.
B
De belasting op producten met toegevoegde suikers moet worden verhoogd.
C
Er moet snel een extra belasting komen op alle producten die suiker bevatten.
D
Het toevoegen van suiker aan producten moet worden verboden.

Slide 12 - Quiz

8. In bron 2 wordt een standpunt uit bron 1 weersproken met gebruikmaking van gegevens uit bron 1. Noem het standpunt uit bron 1 dat in bron 2 op basis van gegevens uit bron 1 wordt weersproken en benoem het gebruikte tegenargument.

Slide 13 - Open question

9. In bron2, alinea 5 wordt gesteld: "Volgens Fresco is een taks niet in het belang van lagere inkomensgroepen. Merkwaardig." Welke kritiek is te formuleren op deze opmerking over de mening van Fresco? Leg je antwoord uit ( max. 60 woorden)

Slide 14 - Open question

10. In bron 1, alinea 5 wordt gesteld dat lagere inkomensgroepen relatief meer suiker consumeren. Uit welke bron kan een argument voor deze stelling worden gehaald?

Slide 15 - Open question

11. In achtereenvolgens alinea 3, 4 en 5 van bron 2 wordt, al dan niet terecht, negatief gedaan over beweringen in bron 1. Wat is het vermoedelijk beoogde effect daarvan op lezers van bron 2?

Slide 16 - Open question


Slide 17 - Open question

In je spreekbeurt wil je ingaan op de verschillen van mening tussen deskundigen op het gebied van suikerconsumptie. Daarom breng je de opinies uit bronnen 1 en 2 nauwgezet in beeld. 

Slide 18 - Slide

12. Hieronder vind je een aantal stellingen. Geef per stelling aan of die wordt ondersteund door bron 1 en door bron 2. Neem daartoe de nummers van de stellingen over en zet achter elk nummer een J (Ja) of N (Nee).

Slide 19 - Open question

nr Stelling
tekst 1
tekst 2
1.De mens heeft suiker nodig
2.Suiker is giftig
3.Veel mensen gebruiken te veel suiker
4.Vooral toegevoegde suikers zijn schadelijk
5.Vooral lagere inkomensgroepen lopen suikergerelateerde gezondheidsschade op
6.De consument moet ertoe worden verleid minder suiker te consumeren
7.De overheid moet de suikerconsumptie afremmen

Slide 20 - Slide

Bron 1 en bron 2 zijn beide afkomstig uit NRC, een van de grote landelijke dagbladen. De herkomst van deze bronnen suggereert al dat aan beide teksten een hoge betrouwbaarheid kan worden toegekend. 

Slide 21 - Slide

12. Noem drie andere dingen uit de teksten waaruit je kunt afleiden dat aan bron 1 een hogere betrouwbaarheid kan worden toegekend dan aan bron 2.

Slide 22 - Open question

Je merkt op dat bron 1 en bron 2 op een andere manier en waarschijnlijk met een andere intentie zijn geschreven. 
Neem de nummers van onderstaande uitspraken over en zet achter elk nummer een J (Ja) als de uitspraak juist is en een N (Nee) als de uitspraak onjuist is.

Slide 23 - Slide

14.
1. Bron 1 bevat meer ironiserende elementen dan bron 2.
2. Bron 1 bevat meer informatie dan nodig is om de centrale stelling over te brengen.
3. Bron 1 is dwingender in de voorgestelde oplossing dan bron 2.
4. Bron 1 is minder exact in woordkeuze dan bron 2.
5. Bron 1 is minder polemisch van aard dan bron 2.

Slide 24 - Open question

15. Van welke van de drie bronnen onder 3 kan de directie het beste gebruikmaken om te verdedigen dat ze op korte termijn alle snoepautomaten uit school wil verwijderen? Leg je antwoord uit.

Slide 25 - Open question

16. Van welke van de drie bronnen onder 3 kan de leerlingenraad gebruikmaken om te bepleiten dat de snoepautomaten in school gehandhaafd kunnen blijven? Leg je antwoord uit.

Slide 26 - Open question

17. Welk advies kan op basis van bron 3B worden gegeven om de suikerconsumptie aanzienlijk te reduceren? Leg je antwoord uit.

Slide 27 - Open question

Je wilt je klasgenoten niet alleen laten nadenken over snoepautomaten op school, maar ook over de vraag of er in Nederland een moet worden ingevoerd.

Slide 28 - Slide

Welke van onderstaande uitspraken uit tekst 1 kun je gebruiken om je klasgenoten ervan te overtuigen dat een suikertaks wenselijk is, of juist onwenselijk is en bij welke uitspraken is dit onduidelijk?
Neem onderstaand schema over en noteer de nummers van de uitspraken in de juiste kolommen.

Slide 29 - Slide

1. Dat suiker, verstopt in drankjes en tussendoortjes, ongemerkt bijdraagt aan extra calorieën, tandbederf en andere narigheid, ook."
2. "Het is mode om te dwepen met waar brood, kaas of ham vandaan komen, maar voor suiker is geen serieuze belangstelling"(alinea 2)
3. "Lagere inkomensgroepen kunnen door suikertaks juist benadeeld worden."( alinea 5).
4. "We weten dat financiële prikkels op allerlei terreinen werken en goede gewoontes kunnen kweken"(alinea 5)
5. "Suiker is dodelijk noch giftig, en behoort, in kleine hoeveelheden, in een normaal voedselpatroon"(alinea 6)

Slide 30 - Slide

suikertaks wenselijk
onduidelijk
suikertaks onwenselijk

Slide 31 - Slide