Ordening bs 1 t/m 4

 Thema  3 Ordening 
 Bs 1  t/m 4
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

 Thema  3 Ordening 
 Bs 1  t/m 4

Slide 1 - Slide


Wanneer behoort een organisme tot dezelfde soort?
A
als het een populatie is
B
als het zich kan voortplanten
C
als het samen leeft
D
als het zich kan voortplanten en vruchtbare nakomelingen krijgt

Slide 2 - Quiz

Welke van de hieronder genoemde groepen bevat organismen die onderling het meest verwant zijn?
A
geslacht
B
orde
C
klasse
D
soort

Slide 3 - Quiz

Welke groep heeft geen celwand?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Planten
D
Dieren

Slide 4 - Quiz

Wat is het verschil tussen prokaryoten en eukaryoten?
A
Prokaryoten hebben geen celwand
B
Eukaryoten zijn meercellig
C
Prokaryoten hebben geen celkern
D
Eukaryoten hebben bladgroenkorrels

Slide 5 - Quiz

Welke groep leeft vaak onder extreme omstandigheden?
A
bacteriën
B
archaea

Slide 6 - Quiz

Tot welke stam in het dierenrijk behoort de zeekomkommer.
A
Weekdieren
B
Neteldieren
C
Stekelhuidigen
D
Wormen

Slide 7 - Quiz

Een spin is veelzijdig symmetrisch?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Iedere slak heeft een uitwendig skelet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Deze eencellige is...
A
Veelzijdig symmetrisch
B
Enkelvoudig symmetrisch
C
Niet-symmetrisch

Slide 10 - Quiz

Een kwal heeft geen skelet, is veelzijdig symmetrisch en leeft in het water. Bij welke stam van de dieren hoort een kwal?
A
Sponzen
B
Neteldieren
C
Stekelhuidigen
D
Wormen

Slide 11 - Quiz

Tot welke klasse hoort het organisme dat hiernaast staat weergegeven?
A
Holtedieren
B
Sponzen
C
Geleedpotigen
D
Gewervelden

Slide 12 - Quiz

Slakken en mossels hebben een uitwendig skelet in de vorm van een huisje of schelp. Ze zijn tweezijdig symmetrisch.

Tot welke klasse horen deze organismen?
A
Wormen
B
Weekdieren
C
Sponzen
D
Geleedpotigen

Slide 13 - Quiz

Welk van deze dieren heeft een uitwendig skelet?
7
A
zeester
B
slak
C
vleermuis
D
Alle drie

Slide 14 - Quiz

Het dier hiernaast hoort in de stam van de ...
1
A
amfibieën
B
weekdieren
C
reptielen
D
gewervelden

Slide 15 - Quiz

Deze groep planten hebben geen stengel, blad, bloem of wortel.
A
Mos
B
Wier
C
Zaadplanten
D
Naaktzadigen

Slide 16 - Quiz

Hier zien we een...
A
Bedektzadige
B
Naaktzadige
C
Sporenplant
D
Alg of wier.

Slide 17 - Quiz

Bij welke stam van de planten liggen er sporenhoopjes aan de onderkant van bladeren?
A
Mossen
B
Paardenstaarten
C
Varens
D
Zaadplanten

Slide 18 - Quiz

Welke celkenmerken
komen voor bij de cellen van een plant?
A
Celwand en bladgroenkorrels
B
Celwand, celkern en bladgroenkorrels
C
Celkern en bladgroenkorrels
D
Celwand en celkern

Slide 19 - Quiz

Hoe planten boomalgen zich voort?
A
Door deling.
B
Door eieren
C
Door sporen
D
Door zaden

Slide 20 - Quiz