Enkelvoudige en samengestelde zinnen

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken.

Slide 2 - Open question

Wat is de pv in onderstaande zin?

Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken, omdat ik de hond uit moest laten.

Slide 3 - Open question

Wat is het verschil tussen onderstaande zinnen?
Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken.
Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken, omdat ik de hond moest uitlaten.

Slide 4 - Open question

Samengestelde zinnen
Wat is het verschil tussen de twee zinnen?
- Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken.
- Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken, omdat ik de hond nog moest uitlaten.

Enkelvoudige zin: er is maar één pv.

Samengestelde zin: er zijn meer pv's

Slide 5 - Slide

Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?

Vorige zomer is het extreem warm geweest.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 6 - Quiz

Enkelvoudige of samengestelde zin?

Toen iemand daar op televisie over klaagde, ontdekte een schilder een gat in de markt.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 7 - Quiz

Enkelvoudige of samengestelde zin?

Hij dacht dat de coronacrisis sneller voorbij zou zijn.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 8 - Quiz

Enkelvoudige of samengestelde zin?

Waarom zou je dat in vredesnaam willen wensen voor Oud en Nieuw?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 9 - Quiz

Hoofd- en bijzinnen

Slide 10 - Slide

Hoofd- en bijzinnen
Een enkelvoudige zin is altijd een hoofdzin (hz).

Een samengestelde zin bevat altijd minimaal één hoofdzin en verder één of meer hoofdzinnen en/of bijzinnen (bz).

Frank wil met het vliegtuig naar Berlijn, maar ik neem liever de trein. = hoofdzin + hoofdzin

Slide 11 - Slide

Hoofd-en bijzinnen worden door voegwoorden verbonden.
Een voegwoord staat meestal tussen twee zinnen, maar het kan ook vooraan in de zin staan.

Voorbeelden van voegwoorden zijn en, maar, want, omdat, als, toen, terwijl, aangezien etc..

Slide 12 - Slide

Tips om hoofdzinnen en bijzinnen te herkennen
Tip 1  Staat de pv voorin de zin? --> hz
           Staat de pv achterin de zin?--> bz

Hilde zet het alarm aan (hz als ze naar huis gaat (bz).

Slide 13 - Slide

......nog een tip
Tip 2
Kan er geen ander zinsdeel tussen ow en pv staan?-->
Kunnen er wel ander zinsdelen tussen staan? -->bz

Deze winkel sluit om zes uur (hz), hoewel de meeste andere zaken langer open blijven (bz)

Slide 14 - Slide

...de laatste tip
Tip 3
Begint de zin met een voegwoord (niet: en, maar, want) of met die, dat, wat, waarover enz.?-->bz

We verwachten vandaag veel klanten, omdat het uitverkoop is.
Is de jurk die daar hangt afgeprijsd?

Slide 15 - Slide

Het is heel erg belangrijk dat een werknemer sociaal en klantgericht is.
A
enkelvoudig
B
samengesteld: hz+hz
C
samengesteld: hz + bz
D
Samengesteld: hz (bz) hz

Slide 16 - Quiz

Deze collega gaat het bedrijf verlaten, wat ik erg jammer vind.
A
samengesteld: hz +bz
B
enkelvoudig
C
samengesteld hz +hz
D
samengesteld: hz (bz) hz

Slide 17 - Quiz