• de bedoeling van de schrijver, teksten of tekstgedeeltes benoemen;
• de opmaak van een tekst gebruiken.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Leerdoelen Hoofdstuk 5.3
Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:
• overtuigende en activerende teksten herkennen;
• de bedoeling van de schrijver, teksten of tekstgedeeltes benoemen;
• de opmaak van een tekst gebruiken.
Slide 1 - Slide
Lesdoel
In deze les leer je:
• overtuigende en activerende teksten herkennen;
• de bedoeling van de schrijver, teksten of tekstgedeeltes benoemen;
Slide 2 - Slide
Argument
De uitleg waarom je iets vindt, noemen we een argument.
Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, immers
Slide 3 - Slide
Een voorbeeld van een overtuigende tekst is..
A
Marktplaats advertentie
B
Gedicht
C
Recensie over een film
D
Factuur van de garage
Slide 4 - Quiz
Bij een overtuigende tekst wil de schrijver
A
Je informatie geven.
B
Dat je dezelfde mening krijgt als hij.
C
Je uitleggen hoe iets moet.
D
Dat je je vermaakt.
Slide 5 - Quiz
Hoe vind je de kernzinnen en argumenten?
A
Dat is meestal de eerste zin van de inleiding.
B
Door de titel te verkennen.
C
Lees wat er achter de signaalwoorden staat.
D
Dat is de laatste zin van de opdracht.
Slide 6 - Quiz
Welk signaalwoord kondigt een argument aan?
A
namelijk
B
omdat
C
dus
D
concluderend
Slide 7 - Quiz
Is dit een goed argument?
A
Dit is een goed argument
B
Dit is een slecht argument
Slide 8 - Quiz
In welke alinea's staan de argumenten van Lotte?
A
Alinea 1, 2, 3 en 4
B
Alinea 2, 3 en 4
C
Alinea 2, 3, 4 en 5
Slide 9 - Quiz
Je kan een argument herkennen aan signaalwoorden. Wat is géén signaalwoord van een argument?
A
Volgens mij
B
Dubbele punt (:)
C
Namelijk
D
Want
Slide 10 - Quiz
Met een argument wil je de lezer overhalen om iets te gaan doen.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Wat is een argument (reden)?
A
Een uitleg waarmee je een feit verdedigt.
B
Een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
C
Een uitleg waarmee je een reden verdedigt.
D
Iets wat je moet controleren.
Slide 12 - Quiz
Wat is GEEN voorbeeld van een overtuigende tekst?
A
ingezonden brief
B
column
C
blog
D
nieuwsbericht
Slide 13 - Quiz
Een instructie is een
A
Informerende tekst
B
Overtuigende tekst
C
Amuserende tekst
D
Activerende tekst
Slide 14 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een activerende tekst?
A
blog
B
menukaart
C
ingezonden brief
D
poster van SIRE
Slide 15 - Quiz
Wat is het doel van deze activerende tekst?
A
Kom om 12 uur naar het feest
B
Help mee de party te organiseren
C
Verspreid dit bericht
Slide 16 - Quiz
Deze tekst is een ...
A
Amuserende tekst
B
Overtuigende tekst
C
Informerende tekst
D
Activerende tekst
Slide 17 - Quiz
Beeld en opmaak zijn vooral belangrijk bij...
A
informerende teksten
B
amuserende teksten
C
overtuigende teksten
D
activerende teksten
Slide 18 - Quiz
Tekstsoort?
A
Informatieve tekst
B
Activerende tekst
C
Instructie
D
Amuserende tekst
Slide 19 - Quiz
Wat voor soort activerende tekst zie je hier?
A
affiche
B
reclamefolder
C
uitnodiging
Slide 20 - Quiz
Wat voor soort activerende tekst zie je hier?
A
affiche
B
reclamefolder
C
uitnodiging
Slide 21 - Quiz
Welk element valt er niet onder de opmaak van een tekst?
A
de afbeelding bij de tekst
B
de verdeling van de tekst over de pagina
C
lettertype en lettergrootte
D
titels en deeltitels
Slide 22 - Quiz
Waar wordt het beeld en de opmaak van de tekst door bepaald? (meer antwoorden mogelijk)
A
titel, tussenkopjes
B
illustraties
C
lettertypes
D
tekst- en alinea-indeling
Slide 23 - Quiz
Wat hoort niet bij de opmaak van de tekst?
A
grafieken
B
kaartjes
C
diagrammen
D
de schrijver
Slide 24 - Quiz
Een schrijver houdt rekening met beeld en opmaak als hij zijn tekst plaatst op een bladzijde. Welke van de volgende mogelijkheden is geen voorbeeld van beeld en opmaak?
A
de keuze van de plaatjes bij een tekst
B
de verdeling van de tekst in alinea's
C
de keuze van de soort letters
D
de verdeling van de tekst over de bladzijde
Slide 25 - Quiz
-Beeld en opmaak- Waarom staat deze afbeelding bij de tekst? (Marco)
A
Voor de lol
B
Om de tekst beter te begrijpen
C
Om nieuwe informatie bij de tekst te geven
D
Om de tekst aantrekkelijker te maken
Slide 26 - Quiz
Wat wordt bedoeld met het opmaken van de tekst?
A
Er wordt bedoeld welke lettertype de tekst heeft.
B
Er wordt bedoeld dat er gebruik gemaakt wordt van korte zinnen.
C
Er wordt bedoeld hoe een tekst er uit ziet.
D
Er wordt bedoeld met welke kleuren je rekening moet houden.