§3 - Erfelijkheid - BK

§3 - Erfelijkheid
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

§3 - Erfelijkheid

Slide 1 - Slide

Doelen van deze paragraaf
Na deze paragraaf kun je uitleggen:
- Hoe wordt het genotype bepaald?
 - Wat is het fenotype?
 - Wat betekent erfelijk?
 - Kun je je fenotype aanpassen?
 - Wat het verschil is tussen een chromosoom en een gen.
 - Wat zijn chromosomenparen?
 - Zitten er in geslachtcellen chromosomenparen?
 - Wat het verschil is tussen geslachtscellen en lichaamscellen.
 - Wat er gebeurt bij bevruchting.
 - Wat voor soort tweelingen er zijn en hoe ze ontstaan.
Wat een aangeboren ziekte is.

Slide 2 - Slide

Erfelijke eigenschappen

Slide 3 - Slide

Uiterlijk = hoe je eruit ziet

Vele eigenschappen
--> Kleur haren, ogen etc.
--> Vorm haren, ogen etc.

Veel uiterlijke eigenschappen zijn erfelijk

Slide 4 - Slide

Erfelijke eigenschappen

Slide 5 - Mind map

Fenotypen

Slide 6 - Slide

Fenotype wordt bepaald door:

- Genotype
- Invloeden uit het milieu

Slide 7 - Slide

Lees in OneNote & maak opdracht 1

"Uiterlijk fenotype - genotype"

Slide 8 - Slide

Nakijken opdracht 1
A)  Fenotype
B) Erfelijke eigenschappen
C) Fenotype
D) Houdbaarheid, 
E) Eigen antwoord

Slide 9 - Slide

Chromosomen & genen & DNA

Slide 10 - Slide

Cel - celkern - chromosomen - genen

In elke celkern zitten 46 chromosomen.

Elk chromosoom bestaat uit vele genen. 

Een gen bepaalt een erfelijke eigenschap (kleur ogen, haren etc.)

Chromosomen bestaan uit stof DNA, zitten genen in (zie afbeelding)

Slide 11 - Slide

De informatie voor alle erfelijke eigenschappen noemen we genotype.

Slide 12 - Slide

Waar zorgt een gen voor?

Slide 13 - Open question

Hoeveel chromosomen zitten er in een celkern van een cel?

Slide 14 - Open question

Lees in OneNote & maak opdracht 2 en 3

"Chromosomen en "genen

Slide 15 - Slide

Nakijken opdracht 3
A) Gen
B) DNA 
C) Ja
D) Als er lichaamscellen of geslachtscellen gemaakt moeten worden.
E) Chromosomen
 

Slide 16 - Slide

Cellen

Slide 17 - Slide

Chromosomenparen
Lichaamscel:
46 Chromosomen / 23 chromosomenparen

Geslachtscel:
23 chromosomen / geen chromosomenparen

Slide 18 - Slide

Chromosomenparen

Slide 19 - Slide

Wat is het verschil tussen geslachtscellen en lichaamscellen?

Slide 20 - Open question

Lees in OneNote & maak opdracht 5

'Chromosomenparen'

Slide 21 - Slide

Nakijken opdracht 6
A) geslachtscellen & lichaamscellen
B) 46 chromosomen
C) 23 chromosomenparen
D) Lichaamscellen
E) Geslachtscellen
F) Geslachtscel

Slide 22 - Slide

Bevruchting en erfelijke ziektes

Slide 23 - Slide

Bevruchting

Slide 24 - Slide

Lees in OneNote & maak opdracht  6

'Bevruchting & erfelijke ziektes'

Slide 25 - Slide