Herhaling H3

Toets iedereen om 8.45 uur online
,
Camera aan de hele toets!
Op tafel alleen een leeg papiertje en pen! Verder leeg!
Ik vraag aan je om je kamer te laten zien!
Daarna log je in op davinci.quayn.eu 
Is iedereen ingelogd dan wordt de toets gestart.
De toets duurt 50 minuten! Ben je klaar geef je dat aan mij door!
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Toets iedereen om 8.45 uur online
,
Camera aan de hele toets!
Op tafel alleen een leeg papiertje en pen! Verder leeg!
Ik vraag aan je om je kamer te laten zien!
Daarna log je in op davinci.quayn.eu 
Is iedereen ingelogd dan wordt de toets gestart.
De toets duurt 50 minuten! Ben je klaar geef je dat aan mij door!

Slide 1 - Slide

Herhalen via LessonUp
- Serieuze namen
- Je doet de hele les mee
- Je bent stil tijdens de uitleg
- We gaan vanaf nu online het huiswerk maken

Slide 2 - Slide

Paragraaf 3.1
Er zijn twee manieren om iets te ruilen. Directe of indirecte ruil. Je gebruikt geld op 3 manieren. Dit noem je geldfuncties. Geld komt voor in twee vormen: chartaal en giraal geld. Betalen met geld gebeurt tegenwoordig bijna altijd elektronisch. Dit kan via internetbankieren, bij een webwinkel en bij een betaalautomaat. Als je meerderjarig bent, kun je een creditcard aanvragen. Via interbankieren kun je je saldo bekijken. 

Slide 3 - Slide

Sem maakt de fiets van Sam. Als tegenprestatie doet Sam boodschappen voor Sem. Dit is een voorbeeld van
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 4 - Quiz

Geld heeft drie functies. Welke zijn dit?

Slide 5 - Open question

Giraal geld is het geld op de betaal- en spaarrekening.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Op welke manier kun je elektronisch betalen?

Slide 7 - Mind map

Paragraaf 3.2
Sparen is het niet uitgeven van je geld. Je kunt verschillende spaarmotieven hebben. Als vergoeding van de bank, omdat ze jouw geld mogen gebruiken, krijg je rente. Je kunt kiezen uit een spaarrekening of een spaardeposito
Inflatie en deflatie hebben invloed op je spaargeld. 

Slide 8 - Slide

Bij een spaarrekening krijg je een variabele rente.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Welke spaarmotieven zijn er?

Slide 10 - Open question

1: Je moet rente betalen op het moment dat je jouw geld op een spaarrekening zet.
2: Inflatie zorgt ervoor dat je geld meer waard wordt.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 11 - Quiz

Messi heeft dit seizoen 45 wedstrijden gespeeld. In 32 van deze wedstrijden kwam hij tot scoren.
In hoeveel procent van de wedstrijden heeft hij gescoord?

Slide 12 - Open question

Kiany zet € 1.500 op haar spaarrekening tegen een rente van 2,4%.
Bereken hoeveel rente Kiany na één jaar ontvangt.

Slide 13 - Open question

Tino koopt een trui voor €87,99. Omdat het Black Friday is krijgt hij een korting van 40%. Reken uit hoeveel korting hij krijgt.
A
€ 33,20
B
€ 34,20
C
€ 35,20
D
€ 36,20

Slide 14 - Quiz

Leren voor morgen!
Hoe gaat het met de praktische opdracht?

Slide 15 - Slide