3 VM toets voorbereiding H3

Je stort €250 (contant) op je spaarrekening en koopt daarna voor €50 boodschappen (pint het bedrag). Met hoeveel € is je girale geld toegenomen?
1 / 14
next
Slide 1: Open question
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Je stort €250 (contant) op je spaarrekening en koopt daarna voor €50 boodschappen (pint het bedrag). Met hoeveel € is je girale geld toegenomen?

Slide 1 - Open question

Wat zijn de drie functies van geld?

Slide 2 - Open question

Directe ruil
Indirecte ruil
AirPods kopen en betalen met geld
Een kast bij de ikea kopen en pinnen bij de kassa
Tuinstoelen ruilen voor een kratje bier
Een dvd ruilen voor een game

Slide 3 - Drag question

Wat zijn de drie spaarmotieven?

Slide 4 - Open question

Wat is een spaardeposito?
A
Een rekening waarop geld staat waar je altijd bij kan als je het nodig hebt.
B
Een rekening waarop het geld voor een afgesproken tijd vast staat tegen een vaste rent.
C
Dit is een ander woord voor variabele rente.
D
Een rekening waarop het geld voor een on afgesproken tijd vast staat tegen een vaste rente

Slide 5 - Quiz

Wat is het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde rente?

Slide 6 - Open question

Je zet €2.000 euro op een spaardeposito tegen 3% enkelvoudige rente. Hoeveel rente heb je na 6 jaar?
A
€240
B
€60
C
€360
D
€388,10

Slide 7 - Quiz

Er staat €500 op je spaarrekening. Je ontvangt hierover 3,6% rente. Hoeveel rente heb je opgebouwd naar 9 maanden?
A
€13,5
B
€15
C
€514
D
€12,5

Slide 8 - Quiz

Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je de afgeloste bedragen opnieuw mag lenen tot een afgesproken kredietlimiet?
A
Persoonlijke lening
B
Consumptief krediet
C
Salaris krediet
D
Doorlopend krediet.

Slide 9 - Quiz

Wat is het verschil tussen een credit- en een debetsaldo?

Slide 10 - Open question

Leg uit wat bedoeld wordt met:
Geld lenen kost geld......

Slide 11 - Open question

Banken bemiddelen tussen vraag naar geld en aanbod van geld.
Leg uit dat huishoudens zowel voor vraag naar geld als voor aanbod van geld kunnen zorgen

Slide 12 - Open question

Je koopt een laptop maar je hebt 2 opties:
1. Je betaalt in een keer €749, -
2. Je betaalt 24 maanden lang €36, - per maand
Vraag: Bereken de kredietkosten als je voor optie 2 gaat

Slide 13 - Open question

Bij de huidige spaarrente van 0,1% verlies je nu eigenlijk 3,0% op je spaarrekening. De inflatie in Nederland was afgelopen maand namelijk ………%.
A
2,9%
B
3%
C
3,1%
D
0,1%

Slide 14 - Quiz