Present simple

Present Simple
Tegenwoordige tijd 
(Hele werkwoord) 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Present Simple
Tegenwoordige tijd 
(Hele werkwoord) 

Slide 1 - Slide

Present Simple & negative
(-) You (not / like) ___________ chocolate.

Slide 2 - Open question

Fill in the gap & Use Present Simple (negative)

Sara ... (watch) the news. She thinks it's boring.
A
doesn't watch
B
doesn't watches
C
don't watch
D
not watches

Slide 3 - Quiz

Sara watches the news.

......?

Slide 4 - Open question

Fill in the gap & Use Present Simple


(-) We ... (can) see the doctor now.
A
do not can
B
does not can
C
can not
D
cans not

Slide 5 - Quiz

(-) We ... (can) see the doctor now.

Slide 6 - Open question

Leerdoelen
Je weet hoe de "Present Simple" werkt.

Je kunt vragende en ontkennende zinnen maken.

Slide 7 - Slide

The Present Simple
Wanneer gebruiken we de "present simple"?
 
We gebruiken de present simple als we het hebben over:
- Feiten
The cheetah runs very fast. 
- Gewoontes 
Harry plays soccer every wednesday afternoon.

Slide 8 - Slide

1. I like scary movies.
2. He is walking the dog.
3. We danced all night long.
4. She plays the piano.
5. They are my parents.
Present Simple
Not Present Simple
1
2
3
4
5

Slide 9 - Drag question

The Present Simple
De SHIT Regel

De SHIT Regel heeft te maken met She, He, en IT.

De regel is:

Als het onderwerp hij, zij of het is, krijgt het werkwoord + s.

 I dance wordt She dances.


Slide 10 - Slide

Timmy
every Saturday.
They never
with oil.
That tree
very fast.
I always
chocolate ice cream.
Those boys
in class very often.
cook
grows
dances
shout
choose
chooses
shouts
grow

Slide 11 - Drag question

The Present Simple
Vragen met TO BE (zijn) 

Het werkwoord 'to be' is bijzonder. 
 am
 is                         to be.
 are  

Voorbeeld:
She is very beautiful.    
Is she very beautiful?



Slide 12 - Slide

She is my best friend.
she 
my best friend?
Do
Does
Is
Be
Am
Are
Did

Slide 13 - Drag question

The Present Simple

Voor vragen (do/does) 

Om een "present simple" vraag te maken, moet je  "Do" of "Does" voor de zin plaatsen:

 I like ice cream.     wordt     Do I like ice cream?
She likes ice cream wordt   Does she like ice cream?

Als het onderwerp een he, she of it (hij, zij of het) is, moet je "Does" voor de zin plaatsen. 



Bob plays football.   wordt  Does Bob play football?


Slide 14 - Slide

The old man always sits in his chair.
the old man always
in his chair?
Maak deze zin vragend
Do
Does
Is
sits
sit
sitting
Did

Slide 15 - Drag question

The Present Simple

Maak vragen! 


Verander voor de volgende oefening de normale "present simple" zin in een vraag. 

Denk aan hoofdletters, vraagtekens en de SHIT-regel (DO  / DOES)!


Slide 16 - Slide

My dog likes meat.

Slide 17 - Open question

That tree looks 100 years old.

Slide 18 - Open question

I always go to parties.

Slide 19 - Open question

They are at the club every Tuesday evening.
they
at the club every Tuesday evening?
Do
Does
Is
Be
Am
Are
Did

Slide 20 - Drag question

The Present Simple
Ontkenningen= Negation



Nu gaan we kijken naar ontkenningen.


Slide 21 - Slide

The Present Simple
Wat is een ontkenning?


Ontkenningen vertellen je dat er iets niet gebeurt.
Je kunt het woord "not" in ontkenningen zien, maar bijna altijd als een korte vorm "n't", zoals in don't or doesn't.


Een voorbeeld van een ontkenning is:
                             She doesn't see very well. 


Slide 22 - Slide

The Present Simple
Hoe maak je een ontkenning?

Dus je maakt een ontkenning door "not" of "n't" aan de zin toe te voegen. Denk aan de SHIT-regel!

Dus niet op deze manier:
                                        I like not cookies. 
Maar wÊl op deze manier:
                                       I don't like cookies 


Slide 23 - Slide

The Present Simple
De SHIT-regel en ontkenningen 

Kijk wat er met het werkwoord in deze zin gebeurt als we er een ontkenning van maken:

                                 He plays video games every day.

                        He doesn't play video games every day.

De + s verdwijnt na "don't" of "doesn't". Hetzelfde gebeurde met de vragen!

Slide 24 - Slide

The Present Simple


Negative (Ontkenningen) 

Maak ontkennende zinnen

 Gebruik de korte vormen don't of doesn't!

Slide 25 - Slide

the girls wear the same dresses
A
the girls don`t wear...
B
the girls doesn`t wear...
C
wear not the girls ....
D
girls not wearing the ...

Slide 26 - Quiz

Goed of fout?
the boy don`t wash his hands
A
goed
B
fout

Slide 27 - Quiz

Ik heb de lesstof van vandaag begrepen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

What now?


Do exercises: 21 t/m 8 from Unit 1.5

Really done? 
study words and grammar from Unit 1.1 - 1.5

Slide 29 - Slide