Les 12: Stijlfiguren (3EWE1/3EWE2/3MT/3L2)

Nodig voor deze les: laptop/wifi
            Surf naar lessonup.app
             Vul de code in.
             Vul je voornaam in. Geen bijnaam. 



1 / 62
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 62 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Nodig voor deze les: laptop/wifi
            Surf naar lessonup.app
             Vul de code in.
             Vul je voornaam in. Geen bijnaam. 



Slide 1 - Slide

Interactief leerpad 
  • Theorie
  • Oefeningen: typen + bewaren
     (open vragen, meerkeuzevragen, sleepvragen) 

Slide 2 - Slide

Stijlfiguren
  • Kenmerken van een goede slogan
  • Woordspelingen identificeren
  • Stijlfiguren herkennen
  • Gebruik van stijlfiguren onderzoeken 

Slide 3 - Slide

Voorbeelden van reclameslogans
Vul de volgende slogans aan:

Slide 4 - Slide

Red Bull geeft je ...

Slide 5 - Open question

Maten - Makkers - ...

Slide 6 - Open question

Melk is goed voor ...

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Eigenschappen
van een goede slogan

Slide 9 - Mind map

Een goede slogan 
  • is kort
  • heeft een goed ritme
  • blijft in je geheugen hangen 

Slide 10 - Slide

Reclamemakers gebruiken stijlfiguren
  • Ze overtuigen de lezer.
  • Ze maken de tekst interessant.
  • Ze maken de boodschap opvallend. 
          
         Literaire truc = spelen met taal 

                  

Slide 11 - Slide

sdfdf

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Ook wij gebruiken stijlfiguren
  • om te boeien
  • om te overtuigen
  • om een specifieke emotie over te brengen
          
         Ook wij schrijven en spreken in stijl!

                  

Slide 14 - Slide

Voorbeelden van stijlfiguren
Bekijk de voorbeelden en duid aan op welke manier creatief met taal wordt omgegaan.

Slide 15 - Slide

De morgenstond
heeft goud in de mond.
A
De woorden in de zin rijmen.
B
De zin bevat een tegenstelling.

Slide 16 - Quiz

De duiker was diep gezonken.
A
De zin bevat een overdrijving.
B
Er is sprake van een woordspeling.

Slide 17 - Quiz

Hij ging er als een haas vandoor.
A
De zin bevat een herhaling van medeklinkers
B
Er is sprake van een vergelijking.

Slide 18 - Quiz

Sara is de wandelende encyclopedie van de klas.
A
Je gebruikt een beeld om iemand voor te stellen (zonder als of alsof).
B
De zin bevat een vergelijking (met als).

Slide 19 - Quiz

Ik ben al een eeuwigheid aan het wachten op de bus.
A
Er is sprake van een overdrijving.
B
De zin bevat een tegenstelling

Slide 20 - Quiz

Wij steunen elkaar door dik en dun.
A
De zin bevat een vergelijking.
B
De zin bevat een tegenstelling.

Slide 21 - Quiz

De toekomst lacht ons toe.
A
In de zin worden zaken vergeleken met elkaar.
B
Een dier of een ding krijgt een menselijke eigenschap in de zin.

Slide 22 - Quiz

Heerlijk helder Heineken.
A
Opeenvolgende woorden die met eenzelfde (mede)klinker beginnen
B
Deze slogan bevat eindrijm.

Slide 23 - Quiz

Soorten stijlfiguren
Ze komen voor in reclame, poëzie, toespraken.
Jij kan ze gebruiken om te spelen met taal.
We bespreken 8 soorten (er zijn er veel meer).

Slide 24 - Slide

Maak een zin die past bij deze
afbeelding, gebruik het woord 'als'.

Slide 25 - Open question

Maak een zin die past bij deze
afbeelding, gebruik het woord 'als'.

Slide 26 - Open question

De vergelijking
Je beschrijft de overeenkomst tussen twee of meer personen of zaken. 
Je gebruikt het woord als of zoals tussen de twee delen.  

Voorbeeld:
Mijn broer is zo koppig als een ezel.
De wielrenner is zo rood als een tomaat.


       

Slide 27 - Slide

Die hark trapt tijdens het dansen meerdere keren op mijn tenen.
Wat bedoelen ze met 'de hark' in deze zin?

Slide 28 - Open question

Toen ik ziek was, bracht die engel een grote pot soep voor me mee.
Wat voor iemand is 'de engel' in deze zin?

Slide 29 - Open question

De metafoor
Vorm van beeldspraak waarbij geen vergelijkingswoord wordt gebruikt. 
       als, (zo)als, net als
Voorbeeld:
Zijn kamer was een zwijnenstal. 
Zo te zien heeft die tomaat hard gesport.


       

Slide 30 - Slide

Wat bedoel je als je zegt dat de toekomst je tegemoet lacht?

Slide 31 - Open question

De winter strooit zijn eerste vlokken uit. Hoe zeg je dit in eenvoudige taal?

Slide 32 - Open question

De personificatie 
Je stelt dieren of levenloze voorwerpen voor als een persoon, je geeft ze menselijke eigenschappen. 
(synoniem: verpersoonlijking)

Voorbeeld:

De wind fluit langs mijn oren.


       

Slide 33 - Slide

Wij zijn beste vrienden 'in goede en slechte tijden'. Gebruik een andere tegenstelling die ongeveer hetzelfde betekent.

Slide 34 - Open question

Ooit zal het geheim onthuld worden. Vervang ooit door een tegenstelling.

Slide 35 - Open question

De tegenstelling
Je gebruikt een tegenstelling als je een contrast wil duidelijk maken.  

Voorbeeld:

Disneyland Parijs, een festijn voor groot en klein.


       

Slide 36 - Slide

Wat bedoel je wanneer je zegt dat je een zee van tranen weent?

Slide 37 - Open question

Wat zeg je als je heel veel honger hebt?

Slide 38 - Open question

Wanneer zou je in het dagelijks leven gebruik maken van een overdrijving?

Slide 39 - Open question

De overdrijving (of hyperbool)
Je maakt gebruik van een overdrijving wanneer je een bepaalde eigenschap extra in de verf wil zetten. 
(hyper = overmatig)

Voorbeeld:
Hij vergaat van de honger.
Ik ben me doodgeschrokken van je berichtje.


       

Slide 40 - Slide

Toen de cardioloog het hart van de patiënt beluisterde, zei hij: 'Hier klopt iets niet.'
Leg uit waarin de humor schuilt.

Slide 41 - Open question

Leg uit waarin de humor schuilt.

Slide 42 - Open question

De woordspeling
Je gebruikt een combinatie van woorden die een komisch effect veroorzaken. Je wil de lezer doen nadenken of op het verkeerde been zetten door één of meer woorden in twee betekenissen tegelijk te gebruiken.
Voorbeeld:

In een gezelschap van rokers is de niet-roker de sigaar.


       

Slide 43 - Slide

Welke stijlfiguur herken je
in deze slogan?

Slide 44 - Open question

Bedenk een slogan met eindrijm voor een winkel in jouw buurt.

Slide 45 - Open question

Het eindrijm
Eindrijm is rijm van twee of meer woorden op het einde van de zin.  

Voorbeeld:

Slimmer op reis, tegen de laagste prijs. 


       

Slide 46 - Slide

Wat valt je op bij
deze slogan?

Slide 47 - Open question

De alliteratie
Een alliteratie is een stijlfiguur waarbij de beklemtoonde beginklank van opvolgende woorden hetzelfde is.  

Voorbeeld:
Verrassend volledig, verbazend voordelig
Heerlijk, helder Heineken 


       

Slide 48 - Slide

Combinaties
Uiteraard kan je verschillende stijlfiguren ook combineren.






       

Slide 49 - Slide

Duid aan welke stijlfiguren je herkent in deze slogan bij de slager: 'Koop bij Verbeek de sappigste steak'.
A
eindrijm
B
overdrijving
C
alliteratie
D
vergelijking

Slide 50 - Quiz

Welke stijlfiguren
combineren ze hier?
A
eindrijm
B
overdrijving
C
alliteratie
D
tegenstelling

Slide 51 - Quiz

Duid aan welke stijlfiguren je herkent in de slogan 'Voor een visje vers en fijn, moet je bij vishandel Vroman zijn'.
A
eindrijm
B
overdrijving
C
alliteratie
D
vergelijking

Slide 52 - Quiz

Herken je de stijlfiguren?
Sleepvraag
In de volgende slide sleep je de naam van de stijlfiguur 
naar de bijhorende afbeelding. 

Slide 53 - Slide

alliteratie
vergelijking
personificatie
overdrijving
eindrijm
woordspeling
metafoor
tegenstelling

Slide 54 - Drag question

Zoek op het internet drie titels van albums van Suske en Wiske waar een alliteratie in voorkomt.

Slide 55 - Open question

Welke 2 stijlfiguren herken
je in deze campagne?

Slide 56 - Open question

Dit is een voorbeeld van een ...

Slide 57 - Open question

Nog een laatste voorbeeld:
  Waarom is dit een 
  geslaagde slogan
  en campagne?

Slide 58 - Slide

Bedenk een passende metafoor
voor de persoon die naast je zit.

Slide 59 - Open question

Vanaf nu kan jij ook stijlfiguren gebruiken
  • om te boeien
  • om te overtuigen
  • om een specifieke emotie over te brengen
          
         Want schrijven en spreken doe je in stijl!

                  

Slide 60 - Slide

Pak je werkboek op p.157
Maak individueel oefening 3, 4 en 5. 
Klaar? Controleer a.h.v. de verbetersleutel

Slide 61 - Slide

Zelfstandige taak
Optie 1: Zoek minstens drie Nederlandse songteksten. Geef bij de songteksten aan of er gebruik wordt gemaakt van stijlfiguren en welke stijlfiguren dit zijn. Schrijf het stukje songtekst over en zet erachter welk stijlfiguur het is.

Optie 2: Wil je meer uitdaging. Schrijf dan een Nederlandse rap. In de rap gebruik je minimaal vijf stijlfiguren. Zet achter elke stijlfiguur tussen haakjes om welke stijlfiguur het gaat.  

Slide 62 - Slide