Di 26 sept Spelling bijvoeglijke naamwoorden

Spelling Bijvoeglijk Naamwoord
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling Bijvoeglijk Naamwoord

Slide 1 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden 
je gebruikt een bijvoeglijk naamwoord om iets of iemand te beschrijven


Slide 2 - Slide


Lesdoel

Na deze les weten jullie:
  • wat een bijvoeglijk naamwoord is
  • hoe je bijvoeglijke naamwoorden spelt
  • wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is



Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Slide

Lesdoel

  • Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is.
  • Je kan een bijvoeglijk naamwoord en een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord op de juiste manier schrijven.


Slide 4 - Slide


Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 5 - Slide

Het Bijvoeglijk naamwoord
--> Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Geef in de volgende zinnen aan wat het bijvoeglijk naamwoord is:

Slide 6 - Slide


Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  • kan je een bijvoeglijk naamwoord herkennen
  • weet je hoe je de lange en korte vorm spelt



Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de rode muur
B
de roden muur

Slide 9 - Quiz

Geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord
een (mooi) huis
A
mooi
B
mooie

Slide 10 - Quiz

Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de chagrijnige docent
B
de chagrijnig docent

Slide 11 - Quiz

Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
een nieuw spel
B
een nieuwe spel

Slide 12 - Quiz

Spelling bijvoeglijk naamwoord.
Welk woord is goed?
A
officieele
B
officiele
C
officiële

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de slimme docent
B
de slimmen docent

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de mooien broek
B
de mooie broek

Slide 15 - Quiz

Spelling H5
Spelling bijvoeglijk naamwoord

Ik heb vijf (goud) ringen thuis.
A
gouden
B
goude

Slide 16 - Quiz

Spelling H5
Spelling bijvoeglijk naamwoord

De vriendin van mijn broer draagt een (mode) jas.
A
modieuze
B
modeuze
C
modieus

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de stenen muur
B
de stene muur

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de strengen docent
B
de strenge docent

Slide 19 - Quiz

Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
een grappig filmpje
B
een grappige filmpje

Slide 20 - Quiz

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de katoenen broek
B
de katoene broek

Slide 21 - Quiz

Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(breken) Het ......... been.
A
gebreken
B
gebroke
C
gebroken
D
gebrooken

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?
(verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten
D
verroestte

Slide 23 - Quiz

Spelling bijvoeglijk naamwoord. Welk woord is goed?
A
zilvere
B
zilveren

Slide 24 - Quiz

Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?
A
reele
B
reële

Slide 25 - Quiz

Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?

(verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten

Slide 26 - Quiz

Huiswerk voor ma 2 okt
Spelling blok 1
Maken opdr. 6 t/m 9

Dictee op school

Slide 27 - Slide

Huiswerk voor do 16 febr
KT

Maken opdr, 4 t/m 6
Oefen het meewerkend voorwerp blz. 170
leren het gele kader


Slide 28 - Slide