hst 3 paragraaf 3 "veranderen van fase"

hst 3.3  "veranderen van fase"
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

hst 3.3  "veranderen van fase"

Slide 1 - Slide

Vandaag
- Herhaling 
- Leerdoelen doornemen hfst 3.3
- Uitleg Fase-overgangen
- Quizvragen
- Zelf aan de slag met hfst 3.3



Slide 2 - Slide

Wie bedacht de temperatuurschaal: 0 graden = ijs
100 graden = koken
A
Newton
B
Einstein
C
Celcius
D
Frankenstein

Slide 3 - Quiz

hoeveel graden is het op de thermometer?
A
0 graden
B
2 graden
C
-2 graden
D
-7 graden

Slide 4 - Quiz

Onderdelen van een thermometer
Tekst
Tekst
Tekst

Slide 5 - Slide

In welk onderdeel van de Thermometer zit de vloeistof?
A
Reservoir
B
Schaalverdeling
C
Display
D
Stijgbuis

Slide 6 - Quiz

Leerdoelen
  • Je kunt de zes fase-overgangen van stoffen benoemen en beschrijven.

  • Je kunt beschrijven hoe de fase-overgangen van water een belangrijke rol spelen bij allerlei weersverschijnselen.

Slide 7 - Slide

Stoffen komen voor in 3 verschillende fase

Slide 8 - Slide

3.3 Veranderen van fasen

Slide 9 - Slide

Faseovergang
Bij een faseovergang veranderen de deeltjes niet. 
Alleen de aantrekkingskrachten tussen de moleculen veranderen.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide


Welke faseovergang zie je in het plaatje?
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Sublimeren
D
Koken

Slide 12 - Quiz

hoe heet deze faseovergang?
vast --> vloeibaar
A
rijpen
B
smelten
C
stollen
D
verdampen

Slide 13 - Quiz

De was droogt aan de waslijn.
Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?
A
stollen
B
verdampen
C
smelten
D
vervluchtigen

Slide 14 - Quiz

Door welke faseovergang is dit ijs ontstaan?
A
rijpen
B
bevriezen
C
smelten
D
condenseren

Slide 15 - Quiz

In welke fase zit water als het mist?
A
vast
B
gas
C
vloeibaar

Slide 16 - Quiz

Hoe komt het dat een stof verschillende fasen heeft ?
(2 antwoorden)
A
doordat deeltjes veranderen
B
door de temperatuur
C
doordat deeltjes met verschillende snelheden bewegen
D
door de luchtdruk

Slide 17 - Quiz

In een vloeistof hebben de deeltjes:
A
geen vaste plek
B
elk hun eigen plek
C
het gezellig en nooit dorst

Slide 18 - Quiz

In een vaste stof zitten de deeltjes:
A
op hun eigen plek en bewegen niet
B
niet op een eigen plek omdat ze bewegen
C
op hun eigen plek maar bewegen
D
vast

Slide 19 - Quiz

Opdrachten maken
Wat: lees paragraaf 3.3 en maak de opdrachten 1-9 blz. 94 - 98
Hoe: 5 minuten stil. Daarna zachtjes overleggen 
  
Huiswerk: opdrachten paragraaf 3.3 & blauwe woorden 
Klaar?:  Maak de test jezelf

Slide 20 - Slide