hst 3 paragraaf 3 "veranderen van fase"

hst 3.3  "veranderen van fase"
1 / 30
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

hst 3.3  "veranderen van fase"

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de zes fase-overgangen van stoffen benoemen en beschrijven.
  • Je kunt beschrijven hoe de fase-overgangen van water een belangrijke rol spelen bij allerlei weersverschijnselen.
  • Je kunt uitleggen waarom je haren sneller drogen als je een föhn gebruikt.

Slide 2 - Slide

Vandaag
Herhaling vorige paragrafen
filmpje
uitleg Fase-overgangen
deeltjes model
fase-overgang uitleg dmv deeltjes model

Slide 3 - Slide

Onderdelen van een thermometer

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Fase-overgangen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Het molecuulmodel
  • Elke stof bestaat uit moleculen
  • Elke stof zijn eigen soort moleculen
  • Moleculen bewegen altijd
  • Hoe hoger de temperatuur hoe snelle moleculen bewegen
  • Moleculen trekken elkaar aan 
  • Er zit niets tussen de moleculen

Slide 8 - Slide

Vaste stoffen
  • de moleculen van een vaste stof bewegen wel (trillen) maar blijven op dezelfde plaats, vaste stoffen hebben een eigen vorm
  • Hebben een eigen volume
  • kunnen moeilijk samengedrukt of vervormd worden
  • onderlinge aantrekkingskracht tussen moleculen is groot

Slide 9 - Slide

Vloeistoffen
  • Moleculen trekken elkaar nog wel aan maar door de hogere snelheid ontsnappen ze wel aan de aantrekkingskracht van een bepaald deeltje maar worden dan weer gevangen/vastgehouden door een ander deeltje.
  • Ze kunnen op een andere plek in de stof terecht komen
  • Heeft een eigen volume
  • Heeft geen eigen vorm

Slide 10 - Slide

Gassen
  • Moleculen bewegen zo snel dat ze niet meer aan elkaar vast blijven zitten
  • Ze mengen zich met andere (gas)moleculen
  • Hebben geen eigen vorm
  • Hebben geen eigen volume


Slide 11 - Slide

Faseovergang
Bij een faseovergang veranderen de moleculen niet. 
Alleen de aantrekkingskrachten tussen de moleculen veranderen.

Slide 12 - Slide

Uitleg faseovergangen

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Wie was de uitvinder van de thermometer
A
Newton
B
Einstein
C
Celcius
D
Frankenstein

Slide 15 - Quiz

In welk onderdeel van de Thermometer zit de vloeistof?
A
Reservoir
B
Schaalverdeling
C
Display
D
Stijgbuis

Slide 16 - Quiz

hoeveel graden is het op de thermometer?
A
0 graden
B
2 graden
C
-2 graden
D
-7 graden

Slide 17 - Quiz


Welke faseovergang zie je in het plaatje, bij de bril gebeuren
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Sublimeren
D
Koken

Slide 18 - Quiz

hoe heet deze faseovergang?
vast --> vloeibaar
A
rijpen
B
smelten
C
stollen
D
verdampen

Slide 19 - Quiz

De was droogt ook als het vriest.
Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?
A
stollen
B
verdampen
C
smelten
D
vervluchtigen

Slide 20 - Quiz

Door welke faseovergang is dit ijs ontstaan?
A
rijpen
B
bevriezen
C
smelten
D
condenseren

Slide 21 - Quiz

van vloeibaar naar gasvormig heet?
A
condenseren
B
smelten
C
stollen
D
verdampen

Slide 22 - Quiz

Hoe noem je de 'streepjes' en getallen op een thermometer ?
A
de meetwaardes
B
de temperatuur in graden Celsius
C
ijkwaarden
D
schaalverdeling

Slide 23 - Quiz

In welke fase zit water als het mist?
A
vast
B
gas
C
vloeibaar

Slide 24 - Quiz

Hoe komt het dat een stof verschillende fasen heeft ?
A
doordat moleculen veranderen
B
door de temperatuur
C
doordat moleculen met verschillende snelheden bewegen
D
door de luchtdruk

Slide 25 - Quiz

In een vloeistof hebben de moleculen:
A
geen vaste plek
B
elk hun eigen plek
C
het gezellig en nooit dorst

Slide 26 - Quiz

In een vaste stof zitten de moleculen:
A
op hun eigen plek en bewegen niet
B
niet op een eigen plek omdat ze bewegen
C
op hun eigen plek maar bewegen
D
vast

Slide 27 - Quiz

ALLE watermoleculen zijn hetzelfde

A
ja
B
nee

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Video

Opdrachten maken
Wat: lees paragraaf 3.3 en maak de (online) opdrachten   
Hoe: helemaal stil! 
Hulp: Geen   
Tijd:  ???? minuten lang   
Huiswerk: opdrachten paragraaf 3.3 & blauwe woorden 
Klaar?: Bezig met test jezelf paragraaf 1 en 2

Slide 30 - Slide