2ha: week 24 les 1 cursus 5 §8 telwoord+ §10 voegwoord

week 24 les 1 - 2ha
  • 10 minuten stillezen
  • Korte herhaling werkwoorden+telwoorden
  • Oefenen §6+§8
  • Uitleg voegwoorden §10
timer
10:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

week 24 les 1 - 2ha
  • 10 minuten stillezen
  • Korte herhaling werkwoorden+telwoorden
  • Oefenen §6+§8
  • Uitleg voegwoorden §10
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je leert wat een zelfstandig, hulp- en koppelwerkwoorden koppelwerkwoord is.
  • Je leert wat het verschil is tussen zelfstandige, hulp- en koppelwerkwoorden.

  •  Je leert bepaalde en onbepaalde hoofd- en rangtelwoorden te herkennen.

  • Je kan voegwoorden herkennen.

  • Je kan nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 2 - Slide

Werkwoorden
Welke soort werkwoorden zijn er?

Slide 3 - Slide

Werkwoorden
  • zelfstandig werkwoord
  • (werkwoord de handeling / actie aangeeft. Kan alleen in de zin staan)
  • koppelwerkwoorden
  • (Koppelt het onderwerp aan een kenmerk of eigenschap verderop in de zin. Het onderwerp doet niets, maar is iets. Kan alleen in de zin staan)
  • hulpwerkwoorden
  • (Helpt de twee andere soorten werkwoorden in een zin, geen duidelijke betekenis. Kan nooit in een zin staan met één werkwoord)

Slide 4 - Slide

Telwoorden
  • Hoofdtelwoorden

  • Bepaald
  • Eén, twaalf, driehonderd

  • Onbepaald
  • Veel, weinig, enkele sommige
  • Rangtelwoorden

  • Bepaald
  • Eerste, negende, vijftigste

  • Onbepaald
  • Laatste, middelste

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Zelf oefenen
Wat: Maak van cursus  5 § 6 zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord opdr. 1 t/m 4  af p. 216-217 en werk aan § 8 Telwoord p. 220-221
Hoe:  Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie uit je boek of internet.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met de verschillende soorten werkwoorden en telwoorden
Klaar?
huiswerk of leesboek
timer
15:00

Slide 7 - Slide

Voegwoorden
Wat weet je nog?

Slide 8 - Slide

§10 Voegwoord
Je hebt al geleerd dat voegwoorden verbinden:
- twee woorden: Engels of Frans
- twee woordgroepen: de voorstelling in het theater en de film 
   in de bioscoop
- twee zinnen: Het regent vandaag, dus neemt Thijs een 
   paraplu mee naar buiten.
   Omdat het sneeuwt, draagt Lisanne handschoenen.

Slide 9 - Slide

§10 Voegwoord
Er zijn twee soorten voegwoorden:
- Het nevenschikkend voegwoord (ns.vgw)
   Verbindt twee woorden, twee woordgroepen of twee hoofdzinnen
   >> dus, en, maar, of, want
- Het onderschikkend voegwoord (os.vgw)
   Verbindt een bijzin met een hoofdzin
   >> aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat,
         opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat, zodra

Slide 10 - Slide

§10 Voegwoord
Even terughalen...
- Waaraan herken je een hoofdzin?
- Waaraan herken je een bijzin?

Slide 11 - Slide

§10 Voegwoord
In een hoofdzin staan ow en pv naast elkaar.
In een bijzin staan ow en pv uit elkaar óf er kan een ander woord tussen staan.

{Jan zingt een lied} en {Marly begeleidt hem op de piano}.
{Jan zingt een lied (terwijl Marly hem op de piano begeleidt)}.

Slide 12 - Slide

§10 Voegwoord
Samengevat:
- Bij de combinatie HZ + HZ hoort een nevenschikkend    
   voegwoord.
- Bij de combinatie HZ + BZ of BZ + HZ hoort een
   onderschikkend voegwoord.

Slide 13 - Slide

Oefenen
  • Gisteren hebben we in de zon gezeten en hebben we een wandeling door het bos gemaakt. 
  • Richard vindt het leuk om te tekenen, omdat hij dan creatief bezig is.
  • Hoewel Saaba gisteren was natgeregend, had zij vandaag toch geen paraplu bij zich.
  • De film stopte plotseling, want de projector was doorgebrand.

Slide 14 - Slide

Kan jij zelf een zin met een nevenschikkende voegwoord maken?

Slide 15 - Open question

Kan jij zelf een zin met een onderschikkend voegwoord maken?

Slide 16 - Open question