8-4 Oppervlakte

Noem een handige maat over snelheid
1 / 27
next
Slide 1: Open question
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Noem een handige maat over snelheid

Slide 1 - Open question

Noem waarmee je de hoogte van een gebouw kunt schatten

Slide 2 - Open question

Schrijf de zeven lengtematen op.

Slide 3 - Open question

Bij oppervlakte tel je het aantal vierkanten of als dat kan...je berekent het aantal vierkanten.
Waarom geen driekante centimeters?  Waarom geen cirkels?

Slide 4 - Slide

Waarom geen rechthoeken?

Slide 5 - Slide

Waarom geen rechthoeken?
De rechthoeken zijn even groot. De bovenste heeft een oppervlakte van 13,5 rechthoeken.
De onderste van 9 rechthoeken.

Slide 6 - Slide

afspraak:
voor kleine figuren tellen we vierkanten van 1 cm bij 1 cm. De eenheid is dan cm².
We kunnen ook de vierkanten van 1 dm bij 1 dm tellen. De eenheid is dan dm².
Voor grotere figuren tellen we vierkanten van 1 m bij 1 m. De eenheid is dan .

Voor hele grote gebieden gebruiken we km².

Slide 7 - Slide

Tel de vierkanten. 
De oppervlakte van ABCDEFGH is ..............cm².

Slide 8 - Slide

Tel de vierkanten. 
De oppervlakte van ABCDEFGH is 8+4+16 = 28cm².
8
cm²
4 cm²
16 cm²

Slide 9 - Slide

De oppervlakte van IJKLMN  ..............cm².

Slide 10 - Slide

De oppervlakte van IJKLMN  ..............cm².
Tel alle vierkanten of

twee driehoekjes zijn bij elkaar 4 cm² en de rechthoek is 12 cm².
Opp. = 4 + 12 = 16 cm²

Slide 11 - Slide

De oppervlakte vanEFGHIJ  ..............cm².

Slide 12 - Slide

de oppervlakte is
A
36 cm²
B
30 cm²
C
18 cm²
D
32 cm²

Slide 13 - Quiz

Twee rijen van 6 hokjes, 2 rijen van 9 hokjes. 
Opp.EFGHIJ = 12 + 18 = 30 cm²

Slide 14 - Slide

De oppervlakte van ABCD ..............cm².

Slide 15 - Slide

De oppervlakte van ABCD ..............cm².
Teken er vierkanten in en tel.
6 halve en 7 hele, dus opp.ABCD = 10 cm².

Slide 16 - Slide

Je kunt de oppervlakte van een rechthoek ook berekenen met de formule 
oppervlakte rechthoek = lengte x breedte.

Slide 17 - Slide

Oppervlakte is
A
opp. blauw = 8 cm² opp. rood = 27 cm² opp. geel = 9 cm²
B
opp. blauw = 4 cm² opp. rood = 9 cm² opp. geel = 3 cm²
C
opp. blauw = 12 cm² opp. rood = 24 cm² opp. geel = 12 cm²
D
opp. blauw = 8 cm² opp. rood = 27 cm² opp. geel = 12 cm²

Slide 18 - Quiz

Opp. blauw = 4 x 2 = 8 cm²


Opp. rood = 9 x 3 = 27 cm²



Opp. geel = 3 x 3 = 9 cm²

Slide 19 - Slide

Vaak kun je niet tellen, maar wel berekenen.
Bereken de oppervlakte. Zet er ook de juiste oppervlaktemaat achter.

oppervlakte rechthoek = lengte x breedte.

Slide 20 - Slide

De oppervlakten zijn
A
opp. blauw = 80 cm² opp. rood = 27 dm² opp. geel = 4 m²
B
opp. blauw = 8 cm² opp. rood = 24 dm² opp. geel = 4 m²
C
opp. blauw = 80 cm² opp. rood = 24 dm² opp. geel = 9 m²
D
opp. blauw = 80 cm² opp. rood = 24 dm² opp. geel = 4 m²

Slide 21 - Quiz

Opp. blauw = 20 x 4 = 80 cm²


Opp. rood = 6 x 4 = 24 dm²



Opp. geel = 2x 2 = 4 m²

Slide 22 - Slide

oppervlakte rechthoek = lengte x breedte.

Bereken van elke kamer de oppervlakte.

Slide 23 - Slide

De oppervlakte van kamer 1 en 5 is
A
opp. kamer 1 = 14 m opp. kamer 5 = 6 m
B
opp. kamer 1 = 14 m² opp. kamer 5 = 6 m²
C
opp. kamer 1 = 12 m opp. kamer 5 = 2 m
D
opp. kamer 1 = 12 m² opp. kamer 5 = 2 m²

Slide 24 - Quiz

opp. kamer 1 = 4 x 3 = 12 m²

opp.kamer 2 = 2 x 5 = 10 m²

opp.kamer 3 = 3 x 2 = 6 m²

opp.kamer 4 = 4 x 3 = 12 m²

Opp.kamer 5 = 1 x 2 = 2 m²


Slide 25 - Slide

En waar gaat dat heen?

Bereken de oppervlakte van L-vormige en U-vormige figuren.

Slide 26 - Slide

Huiswerk
Maken: opdrachten 28 tot en met 35
Maken: opdrachten 28, 29, 31, 32, 34, 35, U7 en U8

Slide 27 - Slide