4.2 De Romeinse samenleving

4.2 De Romeinse samenleving
1 / 54
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4.2 De Romeinse samenleving

Slide 1 - Slide

Deze les:
  • Terugblik op 4.1 Van stad tot Wereldrijk
  • Uitleg paragraaf 4.2 De Romeinse samenleving
  • Afsluiting
  • Verwerking (opdrachten)

Slide 2 - Slide

Terugblik
Wat weten we nog van paragraaf 4.1 Van stad tot wereldrijk? Jullie krijgen 10 korte vragen om jouw kennis weer op te halen!

Slide 3 - Slide

Waar ging de mythe van Romulus en Remus over?
A
De ondergang van het Romeinse Rijk
B
Het ontstaan van de stad Rome
C
De vele oorlogen die de Romeinen vochten.
D
Het ontstaan van de Romeinse godenwereld

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van de bestuursvormen van Rome?
Eerste bestuursvorm
Tweede bestuursvorm
Derde bestuursvorm
Vierde bestuursvorm
Rome werd een republiek
Rome werd een koninkrijk
Rome werd een keizerrijk
Rome werd kort een dictatuur

Slide 5 - Drag question

Welke stad / rijk had de kans om Rome een 'kopje kleiner te maken'?
A
Athene
B
Sparta
C
Carthago
D
Gallie

Slide 6 - Quiz

Julius Caesar was een...
A
Generaal
B
Keizer
C
Senator
D
Dictator

Slide 7 - Quiz

Hoe heette de eerste keizer van het Romeinse Rijk?
A
Keizer Caligula
B
Keizer Nero
C
Keizer Hororius
D
Keizer Augustus

Slide 8 - Quiz

Dankzij keizer Augustus begon de 'Pax Romana'. Wat was dat ook alweer?
A
Een tijd van veel oorlogen!
B
Een tijd van rust en vrede!
C
Een Romeinse verkiezing om keizer te worden.
D
Een Romeinse sportwedstrijd.

Slide 9 - Quiz

Het Romeinse leger bestond uit legioenen. Hoeveel soldaten behoorden tot een legioen?
A
500 tot 600 soldaten
B
1000 tot 2000 soldaten
C
5000 tot 6000 soldaten
D
10000-12000 soldaten

Slide 10 - Quiz

Door wie werden de provincies van het Romeinse Rijk buiten Italië bestuurd?
A
Senatoren
B
Generaals
C
Gouverneurs
D
Legioenen

Slide 11 - Quiz

Hoe noemen we een binnenlandse oorlog?
A
Burgeroorlog
B
Wereldoorlog
C
Generalenoorlog
D
Romeinse oorlog

Slide 12 - Quiz

Het politieke centrum van de stad Rome was...
A
Het Colosseum
B
Het Forum Romanum
C
De akropolis
D
Via Appia

Slide 13 - Quiz

Deze les leer je:
  • Hoe en waardoor de Romeinse economie bloeide;
  • Welke sociale verschillen er waren in het rijk;
  • Hoe Romeinse machthebbers omgingen met het volk;
  • Welke plaats slaven hadden in de Romeinse samenleving.

Slide 14 - Slide

Wie heeft weleens gehoord van de stad Pompeii?
IKKE IKKE IKKE!!! Kan vertellen wat daar is gebeurd
Weleens van gehoord, maar niet meer dan dat!
Pompeii? Nooit van gehoord. Kan je dat eten?

Slide 15 - Poll

Pompeii
Op 24 augustus 79 n.C. barst de vulkaan Vesuvius uit.

 

De stad Pompeï werd overspoeld door gloeiende as en lava.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Pompeii
Een reddingsactie wordt op touw gezet, maar te laat. De stad verdwijnt onder een flinke laag as, lava en stof...

In de 18e eeuw werd de stad opgegraven.

Een complete Romeinse stad kwam tevoorschijn!

Slide 18 - Slide

Waarom is de vondst van Pompeii zo belangrijk voor historici?

Slide 19 - Open question

Pompeii
De huizen in Pompeï zagen eruit alsof de bewoners elk moment terug konden komen.


Door de ontdekking van Pompeï weten we veel over de Romeinse landbouwstedelijke samenleving.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

De economie van het rijk
Veel productie in de landbouw & nijverheid.

 

Levendige handel met gebieden binnen en buiten het rijk.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

De economie van het rijk
De economie profiteerde van:
  • De Pax Romana
  • De goede wegen
  •  Het gemak van het Romeinse geld

In het hele rijk werden dezelfde munten gebruikt.

Slide 25 - Slide

Romeinse munten
Pax Romana

Slide 26 - Slide

Wat is het voordeel als je overal met dezelfde munt kan betalen?

Slide 27 - Open question

De economie van het rijk

  • Sommige handelaren werden rijk.
  • In de ogen van de echte rijken was rijkdom gebaseerd op het bezit van landbouwgrond.

Slide 28 - Slide

De economie van het rijk
  • In het rijk waren duizenden steden en stadjes.
  
  • De meeste mensen woonden op het platteland, boeren moesten de steden van voedsel voorzien.

Slide 29 - Slide

De economie van het rijk
  • In de haven van Rome, Ostia, brachten schepen producten uit het hele rijk.
  • Bv. graan uit Sicilië en Egypte.

  • Met rivierboten en wagens werden de goederen naar de winkels en markten in de stad gebracht.

Slide 30 - Slide

Rijkdom en armoede bij de Romeinen
  • Vanaf de 3e v.C. trokken arm geworden boeren naar de stad.

  • Deze boeren bezaten niks meer, behalve hun kinderen (‘proles’ in het latijn). Deze mensen werden proletariërs genoemd.

  • Minstens een kwart van de bewoners van Rome kon niet in zijn eigen levensonderhoud voorzien.
  • Geen of weinig werk.
  • Lemen hutjes.

Slide 31 - Slide

Rijkdom 
Armoede

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Wist jij dat de rijke Romeinen al vloerverwarming hadden?
Ja!
Nope!

Slide 35 - Poll

Rijkdom en armoede bij de Romeinen
  • Er waren enorme sociale verschillen in het Romeinse rijk.

 

  • De rijken vormden een kleine bovenlaag in de samenleving.
Zij hadden een goed leven in hun prachtige woningen.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Insula
  • Flatgebouw van drie tot vijf verdiepingen.

  • Kleine kamertjes met weinig licht.

  • Geen riolering, stromend water of keuken.

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Rijke Romeinen 
  • Rijke families lieten hun landbouwgronden bewerken door boeren.

  • Boeren moesten in ruil een deel van de oogst betalen.

  • Andere rijke families hadden latifundia:

Grote landbouwbedrijven waarop slaven werkten.

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Brood en spelen
De (arme) bevolking van Rome kreeg regelmatig Brood en Spelen.
  


Slide 42 - Slide

Wat wordt bedoeld met 'Brood en Spelen'?

Slide 43 - Open question

Brood en spelen
De autoriteiten gaven gratis graan en vermaak om het volk rustig te houden en om zelf populair te worden.

Zo werden er paardenwedstrijden, gevechten met wilde dieren en gladiatorengevechten georganiseerd.

Slide 44 - Slide

Om welke andere reden organiseerden rijke Romeinen brood en spelen?
A
Omdat zij zich anders erg verveelden.
B
Om zelf veel geld te verdienen.
C
Zodat ze zelf aan sportwedstrijden konden meedoen.
D
Om opstanden te voorkomen.

Slide 45 - Quiz

Gladiatoren
  • Gladiatorengevechten waren het populairst.
  • De zwaardvechters waren meestal krijgsgevangen.
  • Ze kregen een opleiding en verbleven in een gladiatorenschool.
  • "Ave Caesar, morituri te salutant".
  • Winnaars kregen geld en een lauwerkrans.
  • Sommige gladiatoren werden rijk en beroemd




Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Gladiatoren
  •  Veel mensen denken dat gladiatoren altijd stierven...

  • Maar is dat eigenlijk wel zo?

Slide 48 - Slide

Waarom stierven gladiatoren aan het eind van een verloren gevecht vaak niet?
A
Gladiatoren hielden niet van doden.
B
Een overleden gladiator kostte een sponsor veel geld.
C
Dit ging in tegen de regels van het Romeinse geloof
D
Omdat gladiatoren vochten met houten zwaarden.

Slide 49 - Quiz


Slaven

  • De Romeinen bezaten heel veel slaven
  • De slaven verrichten veel werk, zoals werken op latifundia (grote landerijen), in de mijnen of aan het hof van rijke Romeinen
  • De slaven waren van groot belang voor het functioneren van de Romeinse maatschappij

Slide 50 - Slide

Slaven
  • Krijgsgevangenen werden als slaven verkocht.


  • Slaven waren rechteloos en werden vaak als beesten behandeld.

  • De weinige slavenopstanden werden meedogenloos neergeslagen.
Slaven waren kansloos, omdat ze geen steun van de vrije bevolking kregen.

Slide 51 - Slide

Slaven
  • Sommigen slaven werden goed behandeld.
  • Een klein aantal slaven werkten in de huizen van de rijken.
  • Hoogopgeleide Griekse slaven werkten als leraar of boekhouder. 
  • Een deel kon zo genoeg geld verdienen om zich vrij te kopen.


Slide 52 - Slide

Waarom gebruikten de Romeinen vaak Grieken als leraar voor hun kinderen?

Slide 53 - Open question

Aan de slag!
Ga aan de slag met de opdrachten van paragraaf 4.2!

Slide 54 - Slide