VN hst 2 Spelling

Vlekkeloos Nederlands h 2
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Vlekkeloos Nederlands h 2

Slide 1 - Slide

2.1 ABN
In principe schrijf je de woorden zoals je die in het Algemeen Beschaaf Nederlands (ABN) worden uitgesproken 
Voorbeelden:
raam, rook, puur, steek, koek, kip, draaideur
Hoor je een m, dan schrijf je een m..... enz.
(lange klank: dubbele klinkers, korte klank: enkele klinker) www.woordenlijst.org/leidraad/1



Slide 2 - Slide

2.2 Gelijke vorm
Woorden met een gelijke vorm, schrijf je  zo veel mogelijk op dezelfde wijze:
https://woordenlijst.org/leidraad/1/2

a. baarden -->      baard
b. sloten -->           sloot
c. ontvangen -->  onttrekken
d. uitval -->              uittreksel
e. hij werkt -->        hij wordt (ik werk, hij werkt --> ik word, hij wordt)

Slide 3 - Slide

2.3 Met 'au' of 'ou'
Afhankelijk van de ontstaansgeschiedenis (etymologie) van het woord (herkomst). Herkomst is vaak niet duidelijk --> leer ze uit het hoofd....  (Soms spreek je 'au' uit als 'oo', soms 'ou' als 'oe') 
https://woordenlijst.org/leidraad/1/3

Voorbeelden: 
aubergine, autochtoon, chauffeur, clausule, fraude, gauw, grauw, kauwgom klauteren, marechaussee, miauwen, nauw, trauma, verpauperen, wenkbrauwen
aanschouwen, account, berouw, blouse, brouwen, contouren, brouwen, coupon, courgette, enthousiast, fouilleren, houseparty, louter, mouw, route, schouwburg, sjouwen

Slide 4 - Slide

Betekenisverschil 'au' of 'ou'
Soms kan een woord met au  of met ou geschreven worden, maar de betekenis is dan verschillend:
Voorbeelden:
Voor dag en dauw opstaan. Een douw krijgen (straf krijgen)

Ik houd van rauw (ongekookt, ongebraden) vlees
Na de dood van de president was het volk enkele dagen in rouw

Slide 5 - Slide

2.4 Met 'ei' of 'ij' (etymologie)
Etymologie, dus weten of opzoeken...
Woorden met 'ei'
  1. De achtervoegsels -heid, -lei en teit worden met ei  gespeld (allerlei, waarheid, universiteit)
  2. Sommige zwakke werkwoorden worden met ei geschreven (begeleiden, uitbreiden, verspreiden)
  3. Uit het hoofd leren (zie p 63 c.) Bakkeleien, beitel, dweil, lakei, reiger, enz)

Slide 6 - Slide

2.4 Met 'ei' of 'ij' (etymologie)
Etymologie, dus weten of opzoeken...
Woorden met 'ij'
  1. Bij sterke werkwoorden (klankveranderend) waarin je ij hoort, schrijf je altijd ij  (Belijden, beleed, beleden. Ontbijten, ontbeet, ontbeten. Snijden, sneed, gesneden. Overlijden, overleed, overleden. Enz.
  2. Ook sommige zwakke (klankvaste) werkwoorden worden met ij  geschreven (benijden, benijdde, benijd. Inwijden, wijdde in, ingewijd)
  3. Sommige achtervoegsels schrijf je met ij: -ij, -lijk, -nij, rij (afgoderij, burgerij, hopelijk, lekkernij, voogdij)
  4. De rest uit het hoofd leren (accijns, chagrijnig, festijn, ijlen, jasmijn, kopij, mijmeren, enz)

Slide 7 - Slide

2.4 Met 'ei' of 'ij' (etymologie)
Betekenisverschil 'ei' of 'ij'
Soms geeft ei of ij een betekenisverschil aan:
1 Wij bereiden een maaltijd. Maar: Wij berijden een paard
2 De voorzitter leidt de vergadering. Maar: De gevallen fietser lijdt pijn
3. De neiging hebben te laat naar bed te gaan. Maar: Iemand met een nijging (buiging) begroeten
4. Een laag peil (niveau). Maar: Pijl en boog 
5. Het wandelpad gaat steil omhoog (heel schuin omhoog). Maar: De schrijfster heeft een mooie stijl (manier van schrijven). Dit is geen stijl (manier van handelen).
6. Hij kan daar lang over uitweiden (breedsprakig zijn). Maar: De coupeuse zal de broek iets uitwijden (wijder maken).

Slide 8 - Slide

2.5 Met 'c' of 'k'
De meeste Nederlandse woorden die met een  worden uitgesproken, schrijf je met een k (kast, kleur, klok, kist, kaneel, kraan, kreukels, kinderen).
Bij uit een andere taal overgenomen woorden die vernederlandst zijn (bastaardwoorden), schrijf je het ene woord met een  en het andere met een k. Hier zijn nauwelijks regels voor. 
Wel schrijf je dezelfde woorddelen  hetzelfde: product, productie, introductie, reductie. (Uit het hoofd leren dus). 
Maar er zijn uitzonderingen zoals fabrikant - fabricage en locatie en lokaliseren. 
Woorden met 'c'  of 'k' zie blz 65 (actie, actueel, contact, productie) en (akkoord, akte, elektriciteit, fotokopie, kopie, kritiek, oktober, seksueel)

Slide 9 - Slide

2.6 Met 'kw' of 'qu'
Bij veel woorden die met kw  worden uitgesproken, schrijf je gewoon kw (kwartaal, kwaal, kwartslag, kwijtraken).

Bij bastaardwoorden schrijf je de ene keer kw en de andere keer qu. Hier zijn nauwelijks regels voor te geven. Dus: uit het hoofd leren.

(kwadraat, kwalificatie, kwaliteit, kwantificeren, kwantum, kwestie, kwintet, kwitantie)

(aquaduct, antiquair, aquarel, aquarium, consequent, frequent, quarantaine, quasi, quatsch, querelant, quiz, quotiënt)

Slide 10 - Slide

2.7 Met 'i' , 'ie' of 'y'
Je kunt de woorden met i, ie of y het beste uit je hoofd lereen. De volgende regels geven daarbij wat steun.
a. Schrijf een  in de namen van de maand (januari, februari, juni, juli)
b. Schrijf een i in bepaalde meervoudsvormen (academici, medici, musici, politici)
c. Schrijf een  in woorden die afgeleid zijn van of overgenomen zijn uit een andere taal (alibi, chassis, artikel, semi, piramide, souvenir)
d. Schrijf een  in de uitgang isch (psychologisch, amateuristisch, logisch, typisch, praktisch)
e. Lettergrepen zonder klemtoon krijgen meestal ie (sportiviteit, motiveren, universiteit)
f. Lettergrepen met klemtoon meestal ie (dief, sportief, actief, labiel, portiek)
g. Aan het eind van een woord schrijf je meestal een ie (commissie, politie, recensie, vakantie)

Slide 11 - Slide

2.8 Met 's' of 'z'
Uitgangspunt: Je schrijft een  als je een  hoort en een z als je een  hoort. Helaas is dat niet altijd goed te horen, ook worden woorden door sommige mensen verkeerd uitgesproken

Begrenzen, glazen, vrezen, sluizen, laarzen, kaarsen, kransen, mensen. (Soms mogen beide s en z: forensen/forenzen, plonsen/plonzen, sausen/sauzen, sponsen/sponzen

ZNW eindigend op -euse en  -ose schrijf je altijd met en s (coupeuse, friteuse, tondeuse, neurose, psychose)
BNW eindigend op -eus, -ies, -oos schrijf je met een z als ze verbogen zijn: ambitieus--> ambitieuze, zo ook: luxueuze, minutieuze, precieze, waardeloze. (Let op het is Chinese, maar Chinezen. Portugese, maar Portugezen

Slide 12 - Slide

2.9 De 'e/en' in samenstellingen 1
Wat is een samenstelling?
Dit zijn woorden die uit twee of meer woorden bestaan die afzonderlijk een woord kunnen vormen: kledingkast, kamerdeur, broekzak, ondernemen.

In een groot aantal samenstellingen komt de tussenklank e of en voor

Voor samenstellingen gelden de volgende regels.

Regel 1: Schrijf en als het eerste deel van de samenstelling een ZNW is dat in het meervoud op en eindigt: krentenbrood, kippenhok, tomatensoep

Slide 13 - Slide

2.9 De 'e/en' in samenstellingen 3
Schrijf een e in de volgende gevallen (regel 2 t/m 10)

Regel 6: Het eerste deel verwijst naar een persoon of zaak die enig in zijn soort is: maneschijn, zonnestraal

Regel 7: Het eerste deel heeft een versterkende betekenis en de gehele samenstelling is een BNW: beresterk, pikkedonker, reuzeleuk (Let op: reuzenrad, reuzensprong zijn ZNW's dus geldt regel 1!

Regel 8: Eén van de delen is niet (meer) te herkennen in de oorspronkelijke betekenis, een zgn. versteende samenstelling: apegapen, bolleboos, papegaai

Slide 14 - Slide

2.9 De 'e/en' in samenstellingen 2
Schrijf een e in de volgende gevallen (regel 2 t/m 10)

Regel 2: Het eerste deel van een ZNW dat alleen een meervoud heeft op s: aspergesoep, horlogemerk

Regel 3: Het eerste deel is een ZNW dat op een e eindigt en dat een meervoud heeft op en en op s: geboortejaar, gemeentehuis, ladeblok

Regel 4: Het eerste deel is een BNW: wittebroodsweken, platteland, rodekool

Regel 5: Het eerste deel is een werkwoord: brekebeen, huilebalk

Slide 15 - Slide

2.9 De 'e/en' in samenstellingen 4
Schrijf een e in de volgende gevallen (regel 2 t/m 10)
Regel 9: Het eerste deel is een lichaamsdeel, terwijl het geheel een versteende samenstelling is: duimelot, ruggespraak https://www.managementsupport.nl/communiceren/vraag_antwoord/2015/11/wanneer-is-een-samenstelling-versteend-101299
Regel 10: Het eerste deel is een ZNW dat geen meervoud heeft: eremedaille, tarwemeel, rijstepap, komijnekaas

Nog enkele vbn van versteende samenstellingen: apekool, bakkebaard, bakkeleien, bonnefooi, bruidegom, elleboog, hagedis, hazewind, ledematen, marsepein, paperassen, schattebout, sikkepit, spillebeen, zinnebeeld

Slide 16 - Slide