2.7 Met 'i' , 'ie' of 'y'
Je kunt de woorden met
i, ie of
y het beste uit je hoofd lereen. De volgende regels geven daarbij wat steun.
a. Schrijf een i in de namen van de maand (januari, februari, juni, juli)
b. Schrijf een i in bepaalde meervoudsvormen (academici, medici, musici, politici)
c. Schrijf een i in woorden die afgeleid zijn van of overgenomen zijn uit een andere taal (alibi, chassis, artikel, semi, piramide, souvenir)
d. Schrijf een i in de uitgang isch (psychologisch, amateuristisch, logisch, typisch, praktisch)
e. Lettergrepen zonder klemtoon krijgen meestal ie (sportiviteit, motiveren, universiteit)
f. Lettergrepen met klemtoon meestal ie (dief, sportief, actief, labiel, portiek)
g. Aan het eind van een woord schrijf je meestal een ie (commissie, politie, recensie, vakantie)