7.1 Grammatica_opdracht 8 t/m 11_Koppelwerkwoord, hww, zww

Welkom!
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

7 Taalverzorging 3
Leerwerkboek B

7.1 Grammatica 
Herhaling hoofdzin_bijzin_blz. 11 t/m 13
Uitleg nieuw onderdeel: Koppelwerkwoord_blz. 14 t/m 17


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doel
Aan het einde van de les:
1) Weet je wat een koppelwerkwoord is.
2) Kun je een koppelwerkwoord herkennen in een zin.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
1.  Herhalen hoofdzin_bijzin
2. Uitleg koppelwerkwoord
3. Oefenen via LessonUp
4. Opdrachten maken

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Aantekeningen
Hoofdzin
Onderwerp en persoonsvormen staan naast elkaar.
Andere eigenschap: pv heeft een eerste of tweede plek in de zin (bijna altijd). 

HOOFDZIN Het schoolfeest (ow) was (pv) erg leuk, 
BIJZIN omdat mijn vrienden (ow) daar waren (pv).

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Aantekeningen
Bijzin
Tussen onderwerp en persoonsvorm staan meerdere zinsdelen.
Andere eigenschap: pv staat vaak achteraan in de zin.

HOOFDZIN Het schoolfeest (ow) was (pv) erg leuk,
BIJZIN omdat mijn vrienden (ow) daar waren (pv).

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Aantekeningen
Hoofdzin
Bijzin
Onderwerp - pv naast elkaar
Tussen onderwerp en pv kunnen meer zinsdelen staan
PV staat vooraan in de zin 
PV staat vaak achteraan in de zin 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat is de bijzin (in welk deel van de zin staan pv en onderwerp niet naast elkaar)?
'Zij gaan naar tennistraining als het niet te hard regent.'

A
'Zij gaan naar tennistraining
B
als het niet te hard regent.'

Slide 8 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin-bijzin of bijzin-hoofdzin?:
Als ik de laatste trein mis , moet ik bij opa en oma blijven slapen.
A
hoofdzin-bijzin
B
hoofdzin-hoofdzin
C
bijzin-hoofdzin
D
bijzin-bijzin

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf op of de zin bestaat uit hoofdzin- hoofdzin, hoofdzin- bijzin of bijzin- hoofdzin. Kies het goede antwoord.

Ik weet dat ik soms lastig ben.
A
hoofdzin- hoofdzin
B
hoofdzin- bijzin
C
bijzin- hoofdzin

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de hoofdzin?
Aron twijfelt nog of hij bij zijn vader zal gaan wonen.
A
Aron twijfelt nog
B
of hij bij zijn vader zal gaan wonen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Zelfstandig werkwoord
Een zelfstandig werkwoord is een werkwoord dat aangeeft wat er gedaan wordt. 

Zelfstandig werkwoorden worden ook wel doe woorden genoemd. 

Ze geven in een zin aan dat er een handeling wordt uitgevoerd.  

Zij gaan dadelijk heel hard rennen. rennen = zelfstandig werkwoord




Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hulpwerkwoord
Een hulpwerkwoord is een werkwoord die het zelfstandig werkwoord ondersteunt. 
Een hulpwerkwoord geeft geen handeling aan in de zin.
‘Ik heb gisteren geen huiswerk gemaakt’. 
Het zelfstandig werkwoord in deze zin is ‘gemaakt’ en het hulpwerkwoord is ‘heb’.



Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Koppelwerkwoorden
zijn
worden
blijven
blijken 
lijken
schijnen 
heten 
dunken  
voorkomen

Oefenen met koppelwerkwoorden? Leg uit of de werkwoorden in de onderstaande zinnen koppelwerkwoorden of gewone werkwoorden zijn!

Hij komt me niet bekend voor.
Oma blijft thuis.
Het bleek een hele lange dag te zijn.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Koppelwerkwoorden
Een ander kenmerk van koppelwerkwoorden is dat ze vervangen kunnen worden door een ander koppelwerkwoord uit het rijtje. 

‘Ria is mijn buurvrouw’. Het koppelwerkwoord in deze zin is ‘is’. 
‘Ria blijkt mijn buurvrouw’ en ‘Ria wordt mijn buurvrouw’. 

De betekenis van de zin verandert wel, maar het blijft nog steeds een grammaticaal juiste zin.


Hij komt me niet bekend voor.
Oma blijft thuis.
Het bleek een hele lange dag te zijn.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Koppelwerkwoorden
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan een toestand, functie of eigenschap. Het onderwerp geef geen handeling aan (het doet niets), maar is iets.

Oscar is een gezellig huisdier.

Mijn ouders worden soms gek van mijn gedrag.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Koppelwerkwoorden
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan een toestand, functie of eigenschap. Het onderwerp geef geen handeling aan (het doet niets), maar is iets.

Oscar is een gezellig huisdier.

Mijn ouders worden soms gek van mijn gedrag.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Aantekeningen
Zelfstandig ww
Hulpww
Belangrijkste ww in de zin. Kan alleen in de zin staan.
Ondersteunt het zelfstandig werkwoord of het koppelwerkwoord.
Geeft aan wat er gedaan wordt. Geeft de handeling aan.
Geeft geen handeling aan.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Aantekeningen
Koppelww
Voorbeeld
Rijtje met 9 werkwoorden, dit moet je leren!
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan een toestand, functie of eigenschap. Het onderwerp geef geen handeling aan (het doet niets), maar is iets.
Mijn oom is dokter.

Mijn zus wordt later verpleegster.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Aantekeningen
Een koppelwerkwoord (kww) kan alleen staan in de zin.

Een zelfstandig werkwoord (zww) kan alleen staan in de zin.

Een hulpwerkwoord (hww) staat NOOIT alleen in de zin, altijd met een zww of kww.

Een zin heeft OF een zww OF een kww (nooit zww + kww).

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn kenmerken van samengestelde zinnen?
A
Er staan een aantal woorden met hoofdletters in de zin.
B
Er staan twee persoonsvormen in.
C
Er staat 1 pv en 1 onderwerp in.
D
De zin bestaat altijd uit een hoofdzin en een bijzin.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een hoofdzin?
A
Een zin met een voegwoord.
B
Een zin waarbij er een zinsdeel tussen de pv en het ow staat.
C
Een zin waarbij de pv en het ow naast elkaar staan.
D
Een zin zonder onderwerp.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de bijzin (in welk deel van de zin staan pv en onderwerp niet naast elkaar)?
'Ik kom naar jouw feestje als ik mijn pianoles kan afzeggen.'

A
'Ik kom naar jouw feestje
B
als ik mijn pianoles kan afzeggen.'

Slide 23 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin-hoofdzin of hoofdzin-bijzin?:
Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met zes of meer kinderen.
A
hoofdzin-bijzin
B
hoofdzin-hoofdzin

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf op of de zin bestaat uit hoofdzin- hoofdzin, hoofdzin- bijzin of bijzin- hoofdzin. Kies het goede antwoord.

Ik probeerde te lezen, maar mijn ogen vielen steeds dicht.
A
hoofdzin- hoofdzin
B
hoofdzin- bijzin
C
bijzin- hoofdzin

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf op of de zin bestaat uit hoofdzin- hoofdzin, hoofdzin- bijzin of bijzin- hoofdzin. Kies het goede antwoord.

Het gaat vast beter als ik een stukje hard ga lopen.
A
hoofdzin- hoofdzin
B
hoofdzin- bijzin
C
bijzin- hoofdzin

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de hoofdzin?
"Hij zegt dat hij heel blij is met haar."
A
Hij zegt
B
dat hij heel blij is met haar

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Aan het werk
Maken: opdracht 4 t/m 6, blz. 11 t/m 13
Of online?

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Ik weet wat een samengestelde zin is.
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Ik weet het verschil tussen hoofd- en bijzinnen.
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Ik kan hoofd- en bijzinnen herkennen.
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions