Kern les 25 en les 26 Alineaverbanden, onderwerp, hoofdgedachte
Alineaverbanden
Les 25
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4
This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Alineaverbanden
Les 25
Slide 1 - Slide
Doel:
Je weet wat alineaverbanden zijn
Je kent de alineaverbanden: voorbeeld, doel-middel, mening-argument, oorzaak-gevolg, conclusie, opsomming, tegenstelling, tijd, toelichting en voorwaarde
Slide 2 - Slide
Alineaverbanden
Tussen de alinea's van een tekst bestaan verbanden:
de ene alinea heeft met de andere te maken
- de ene alinea geeft bijvoorbeeld een uitleg
- de andere alinea een voorbeeld.
Ook binnen een alinea kunnen deze verbanden voorkomen. Dan heeft de ene zin met de andere te maken.
Slide 3 - Slide
Alineaverbanden
Verbanden worden meestal aangegeven met
SIGNAALWOORDEN.
Let daarom bij het lezen van alinea's op deze signaalwoorden.
Slide 4 - Slide
Alineaverbanden
De meest voorkomende alineaverbanden en bijbehorende signaalwoorden:
Slide 5 - Slide
Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals, zo, neem
Slide 6 - Slide
Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van, met het doel, met, om, met behulp van
Slide 7 - Slide
Mening / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers, aangezien
Slide 8 - Slide
Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan, zodat, hierdoor, daardoor, daarom
Slide 9 - Slide
Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat, dan ook, samenvattend
Slide 10 - Slide
Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens, daarnaast, ook, en, verder, bovendien, ten slotte, enzovoort, zowel ... als
Slide 11 - Slide
Tegenstelling
Maar, zo, evenals, in vergelijking met, daarentegen, echter, toch, hoewel, desondanks, aan de ene kant ... aan de andere kant