Kern les 25 Alineaverbanden

Alineaverbanden
Les 25
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Alineaverbanden
Les 25

Slide 1 - Slide

Doel:


  • Je weet wat alineaverbanden zijn
  • Je kent de alineaverbanden: voorbeeld, doel-middel, mening-argument, oorzaak-gevolg, conclusie, opsomming, tegenstelling, tijd, toelichting en voorwaarde

Slide 2 - Slide

Alineaverbanden
Tussen de alinea's van een tekst bestaan verbanden:
  • de ene alinea heeft met de andere te maken
        - de ene alinea geeft bijvoorbeeld een uitleg
        - de andere alinea een voorbeeld.

Ook binnen een alinea kunnen deze verbanden voorkomen. Dan heeft de ene zin met de andere te maken.

Slide 3 - Slide

Alineaverbanden
Verbanden worden meestal aangegeven met

SIGNAALWOORDEN.


Let daarom bij het lezen van alinea's op deze signaalwoorden.

Slide 4 - Slide

Alineaverbanden
De meest voorkomende alineaverbanden en bijbehorende signaalwoorden:

Slide 5 - Slide


Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals, zo, neem

Slide 6 - Slide

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van, met het doel, met, om, met behulp van

Slide 7 - Slide

Mening / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers, aangezien

Slide 8 - Slide

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan, zodat, hierdoor, daardoor, daarom

Slide 9 - Slide

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat, dan ook, samenvattend

Slide 10 - Slide

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens, daarnaast, ook, en, verder, bovendien, ten slotte, enzovoort, zowel ... als

Slide 11 - Slide

Tegenstelling
Maar, zo, evenals, in vergelijking met, daarentegen, echter, toch, hoewel, desondanks, aan de ene kant ... aan de andere kant

Slide 12 - Slide

Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger, toen, later, eerder, voordat, terwijl, vervolgens, ten slotte, tegelijkertijd, vroeger

Slide 13 - Slide

Toelichting
Dat houdt in, dat wil zeggen, met andere woorden

Slide 14 - Slide

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat, indien, mits

Slide 15 - Slide

Alineaverbanden

Slide 16 - Slide

Huiswerk
Opdracht 1 t/m 11

Slide 17 - Slide