H3 brugklas parler: 14 februari nemo dag

Chapitre 3
Après les cours

C'est mardi 14 février
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Chapitre 3
Après les cours

C'est mardi 14 février

Slide 1 - Slide

Planning d'aujourd'hui
* Oefenen met de werkwoorden van emotie: sur une feuille
* Oefenen met her vervoegen van de werkwoorden: sur une feuille
 






Slide 2 - Slide

Er zijn 4 werkwoorden van emotie
Welke 4 werkwoorden zijn er?

Slide 3 - Slide

Er zijn 4 werkwoorden van emotie
Aimer= houden van
Adorer = dol zijn op
Préférer = liever hebben, de voorkeur geven aan
Détester = een hekel hebben aan, haten 

Slide 4 - Slide

Er zijn 4 werkwoorden van emotie
Aimer= houden van
Adorer = dol zijn op
Préférer = liever hebben, de voorkeur geven aan
Détester = een hekel hebben aan, haten 
Na deze werkwoorden volgt altijd een lidwoord: le la l' les

Slide 5 - Slide

Dictée
* 5 Franse zinnen en woordjes: vertaal
* 5 Nederlandse zinnen en woordjes: vertaal

Slide 6 - Slide

Doel van de "dictées"
1. Regelmatig leren vergroot kennis van de woordenschat.
2. De kennis komt in het lange termijn geheugen.
3. De schrijfwijze wordt juist geoefend.
4. De uitspraak wordt geoefend.
5. Bewustwording van het verband tussen grammatica en zinsstructuren.
6. Feedback vergroot inzicht door fouten te bekijken.

Slide 7 - Slide

Dictée chapitre 2: Apprendre 8 et 9
1. Déjeuner.
2. Aujourd'hui
3. L'emploi du temps
4. L'après-midi, j'ai mon entrainement de foot.
5. Le samedi, j'ai un match de tennis.

Slide 8 - Slide

Dictée chapitre 2: Apprendre 8 et 9
6.   Duits
7.   Vandaag
8.   Begrijpen
9.   Op woensdag ben ik om twaalf uur vrij.
10. In het weekend kijken wij naar een film.

Slide 9 - Slide

Parler français!

Slide 10 - Slide

Comment elle s'appelle?
Qui a un chien.
Quel film on va voir?
Qu'est-ce que tu fais comme hobby?
Où est la piscine?
Pourquoi tu cherches ton sac à dos?
Tu regardes la télé quand?
Elle s'appelle .....
Mon ami a un chien.
On va voir Harry Potter.
Je fais du foot.

La piscine est à Amersfoort.
Mon sac à dos est perdu.

Je regarde la télé à huit heures.

Slide 11 - Slide

On continue avec l'exercice suivante.
We gaan verder met de volgende opdracht.

Slide 12 - Slide

Sur la table....

* TES LIVRES

* TON CAHIER

* TA TROUSSE


Slide 13 - Slide

Prends ton livre!
Cherche la page:

Page 93
Exercice: 18/19/20/21/22

Daarna aan de slag met het huiswerk: ex 24 t/m 29b






Slide 14 - Slide

On continue avec l'exercice suivante.
We gaan verder met de volgende opdracht.

Slide 15 - Slide

Prends ton livre!
Cherche la page:

Page 96 
Huiswerk: ex 24 t/m 29





Slide 16 - Slide

On continue avec l'exercice suivante.
We gaan verder met de volgende opdracht.

Slide 17 - Slide

Instruction
Wat     : Maken van "Écrire" blz. 96 en 99 : Opdracht 24 t/m 29
Hoe     : Zorg dat je de vragen goed leest! Je werkt in je boek.
Wie     :  De eerste 10 minuten werk je in stilte en alleen.
              Daarna mag je een vraag stellen aan de docent.
              Je mag pas praten/overleggen als de docent dat aangeeft.
Tijd     :  15 minuten
Klaar  :  Starten met leren van de woordjes en zinnetjes van Apprendre

Slide 18 - Slide

ZS: zelfstandig werken in stilte
Voordelen:
*Rustige sfeer om in te werken.
*Aanscherpen concentratie
*Betere Focus
*Zelf oplossingsgericht nadenken

Na 10 minuten mag je zeker vragen stellen.

Slide 19 - Slide

Les devoirs
Maken Regarder :   blz.48                     Exercice 1 en 2
In je boek maar luisteren doe je via je digitale boek
Leren  Apprendre 1: blz. 68                    Fr-Nl en Nl-Fr
Leren Apprendre  7: blz. 71 (1 /tm 4)      Fr-Nl en Nl-Fr

Slide 20 - Slide

Wat hebben we vandaag geleerd?

Slide 21 - Mind map

La fin du cours. À la prochaine!

Slide 22 - Slide

Les buts
* Lire : Je kunt een tekst begrijpen met wetenswaardigheden over Biarritz en een stukje topo ervaren over Frankrijk.
* Ecouter : je kunt een luisteropdracht begrijpen over surfen
*Lire : Je kunt een tekst begrijpen over familie
*Grammatica: het bezittelijk voornaamwoord toepassen
*Parler & écrire: je kunt jezelf uitgebreid voorstellen zowel mondeling als in een briefje.

Slide 23 - Slide