V4 - les 6 - lugar de la fiesta ser, estar y hay

1 / 30
next
Slide 1: Video
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Clase de español V4 - 90 min
Objetivo
Describir el lugar de la fiesta
Saber cuándo y cómo usar SER, ESTAR y HAY

Slide 2 - Slide

La clase anterior
¿De qué fiesta visteis un vídeo?
¿Qué parte de la presentación preparastéis en la clase anterior?
¿Qué hicimos después?


Slide 3 - Slide

La clase anterior
Maak een foto van je tekst van de inleiding van je presentatie

Slide 4 - Open question

Repasar los deberes
p. 111 - 113

Slide 5 - Open question

La clase de hoy

Escribir sobre el lugar de la fiesta

Repasar SER, ESTAR y HAY

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Escribe todo lo que sabes de
SER, ESTAR y HAY
(forma / uso)

Slide 8 - Open question

Escribe tres frases para tu presentación con SER, ESTAR y HAY

Slide 9 - Open question

El uso de ser
  • identificeren en definiëren (wie, wat)
  • naam, herkomst, beroep
  • eigenschappen, karakter
  • kleur, materiaal
  • datum en tijdsaanduiding
  • prijs
  • bezit


Kan je er een Nederlandse zin bij bedenken?
La forma de SER
soy
eres
es
somos
sois
son

Slide 10 - Slide

El uso de ESTAR
  • plaatsaanduiding
  • fysieke of mentale toestand (gevoelens)
  • voorbijgaande toestand
  • om te zeggen wat je van het eten vindt.
Kan je er een Nederlandse zin bij bedenken?
La forma de ESTAR
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 11 - Slide

El uso de HAY
Hay vertaal je met er is of er zijn.
HAY + ONBEPAALD LIDWOORD:            Hay un estadio de fútbol.
HAY + GETALLEN:                                  Hay 20 chicas en la clase.
HAY + ONBEPAALDE HOEVEELEDEN:   
HAY als er geen lidwoord, getal of onbepaalde hoeveel staat

Hay muchas/pocas/algunas  tiendas en el centro de Ámsterdam.

Slide 12 - Slide

La forma de HAY
Sólo hay una forma.
No cambia.


Slide 13 - Slide

Meer uitleg nodig?

Kijk het volgende filmpje thuis

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Hoe iemand of iets is 
Waar iemand of iets is
Er is/ er zijn
HAY
ESTAR
SER
un, una, unos, unas
muchos, muchas, pocos, pocas
Tijd en datum
Mentale gesteldheid
Karakter
Tijdelijke fysieke toestand

Slide 16 - Drag question

San Fermin . . . una fiesta que se celebra en Pamplona.
A
es
B
está

Slide 17 - Quiz

Pamplona . . . en el norte de España.
A
es
B
está

Slide 18 - Quiz

San Fermin . . . . muy popular en España.
A
es
B
está
C
hay

Slide 19 - Quiz

Durante la fiesta también . . . . muchos turistas extranjeras en Pamplona.
A
están
B
son
C
hay

Slide 20 - Quiz

El lugar de la fiesta

estar:  dónde está -> waar en ten opzichte waarvan het ligt
ser: cómo es -> groot, klein, mooi, lelijk
hay: qué hay -> wat is er allemaal

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 2: ¿Dónde se celebra la fiesta?
Waar wordt het feest gevierd?
Waar ligt dit? 
Leg uit op de kaart en vertel hoe het ligt ten opzichte van andere plekken.
Welke bezienswaardigheid is er
Met wie waren jullie daar?


in het noorden = 
en el norte

ten noorden van = 
al norte de
timer
10:00

Slide 23 - Slide

Manda tu texto.

Slide 24 - Open question

Practicar a presentar

Cuando la profe dice tu nombre . . . . 

De rest van de klas luistert heel goed en geeft daarna feedback op gebruik van ser, hay en estar


Slide 25 - Slide

Jullie feedback op gebruik van
ser, estar en hay

Slide 26 - Mind map

¿Cómo has trabajado en esta clase?
A
muy bien
B
bien
C
regular
D
mal

Slide 27 - Quiz

1. Wat ik al goed kan is ...
2. Wat ik vandaag nieuw heb geleerd is ...
3. Wat ik nog moeilijk vind is ...

Slide 28 - Open question

Los deberes
Aprender vocabulario p. 111 hasta 115 esp-hol
Aprender gramática el perfecto
Aprender gramática ser, estar, y hay (zie lessonup les 6)
Hacer ejercicios 1 hasta 5 del reader

Slide 29 - Slide

¡¡MUCHAS GRCIAS
Y hasta el próximo clase!!

Slide 30 - Slide