2. (H) bron E : filmpje & Voca 3. (H) bron F: tekst Comme des frères & Voca
4. bron G : Phrases-clés
5. uitleg bron H : het bijvoeglijk naamwoord
Taakwerk van deze week: laatste dia
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
1C - do. 30/5/2024
1. - is iedereen er?
2. (H) bron E : filmpje & Voca 3. (H) bron F: tekst Comme des frères & Voca
4. bron G : Phrases-clés
5. uitleg bron H : het bijvoeglijk naamwoord
Taakwerk van deze week: laatste dia
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Ebook p. 33
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
het bijvoeglijk nw.
- vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 8 - Slide
het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. bv. : leuke, aardige, lieve, stomme, luie, idiote, schattige, enz.
Slide 9 - Slide
de plaats van 't bijvoeglijk naamwoord
In het Frans is het normaal om de bijvoeglijk naamwoordenACHTER het zelfstandig naamwoord te plaatsen. bv:
de moderneschool = l’écolemoderne
de aardigeleraar = le professeur sympathique
de geweldigeleerling = l’élèveformidable
Slide 10 - Slide
de vorm van 't bijvoeglijk naamwoord
Het bijv. nw. in het woordenboek, is de vorm die mannelijk e.v. is.
Om het vrouwelijk te maken, moet je daaraan eenE toevoegen. Het meervoud maak je door er een Sachter te zetten. Als een woord vrouwelijk meervoud is, hoort er ESbij.
bv. : le garçon idiot (mnl e.v.)
la fille idiote (vrl. e.v.)
les garçons idiots (mnl. mv)
les filles idiotes (vrl m.v.)
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
J'ai un ......... (klein) frère.
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites
Slide 14 - Quiz
Tu as une ........... (klein) soeur.
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites
Slide 15 - Quiz
Max a deux ....... (kleine) frères.
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites
Slide 16 - Quiz
Lex a deux ...... (kleine) soeurs.
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites
Slide 17 - Quiz
des cabriolets ...
des voitures ...
une voiture ...
un cabriolet ...
vert
verte
verts
vertes
Slide 18 - Drag question
des .... voitures
des ..... footballeurs
une ... table
un ..... bureau
grand
grande
grands
grandes
Slide 19 - Drag question
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Taakwerk week 22:
maken
- Eb. p. 36: opdr. G 28 t/n 30
- Eb. p. 38: opdr. H 31 t/n 34
leren:
- Eb. p. 45: bron G : Phrases-clés FN/NF
- Eb. p. 45: bron H : de vorm van het bijvoeglijk naamwoord