Wat is een belangrijk kenmerk van een industriële samenleving?
A
De landbouw stelt heel weinig voor.
B
De bevolking heeft de macht.
C
De meeste mensen wonen in steden.
D
Er zijn kolonies waarmee wordt gehandeld.
Slide 16 - Quiz
De industriële revolutie is .....
A
Een gebeurtenis
B
Een persoon
C
Een verschijnsel
D
Een ontwikkeling
Slide 17 - Quiz
Welke energiebron werd vooral gebruikt tijdens de industriële revolutie?
A
Olie
B
Gas
C
Kolen
D
Elektriciteit
Slide 18 - Quiz
Welke vormen van energie kende men vóór de Industriële Revolutie?
A
windkracht, stoomkracht, spierkracht
B
windkracht, waterkracht, spierkracht
C
waterkracht, stoomkracht, spierkracht
D
windkracht, stoomkracht, waterkracht
Slide 19 - Quiz
Wat wilden de fabrieksbazen?
A
De arbeiders slecht behandelen
B
De loonkosten zo laag mogelijk houden
C
De arbeiders het naar hun zin maken
D
Het beste voor zowel zichzelf als de arbeiders
Slide 20 - Quiz
Waarom wilden de fabrikanten op loon besparen?
A
Ze vonden dat de arbeiders niet meer geld nodig hadden
B
Omdat ze het geld simpelweg niet hadden.
C
Op andere zaken (machines, grondstoffen) viel niet af te dingen.
D
De kerk en overheid konden de armen helpen met liefdadigheid
Slide 21 - Quiz
Waarom voerden de fabrieksbazen nachtarbeid in?
A
's Nachts stroomden de rivieren harder
B
Om de arbeiders te straffen
C
Omdat het slecht voor de machines was als ze 's nachts stil stonden
D
Een fabriek die 24 uur per dag produceerde leverde meer op
Slide 22 - Quiz
Wat kon je zeggen over de huizen in een industriestad?
A
Ze waren klein, maar wel netjes
B
Er werd goed nagedacht over de uitbreiding van de stad
C
Het was vies en rommelig
D
Er waren geen huizen
Slide 23 - Quiz
Hoe noem je een samenleving waarin mensen ongelijk zijn op basis van bezit?
A
klassensamenleving
B
hiërarchische samenleving
C
stedelijke samenleving
D
standensamenleving
Slide 24 - Quiz
Een bewering over werken in de fabriek in de 19e eeuw
De werkomstandigheden in de fabriek waren ongezond. Toch lieten werkgevers vooral vrouwen en kinderen in de fabriek werken.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist
Slide 25 - Quiz
Een stoommachine produceert zelf geen industrieproducten.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist
Slide 26 - Quiz
Een stoommachine vereist veel meer technische kennis dan een waterrad.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist
Slide 27 - Quiz
Het loon van de arbeiders was laag.
Staat in de volgende zin hiervan een oorzaak of gevolg?
Slecht en eentonig voedsel
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 28 - Quiz
Doordat de arbeiders dicht op elkaar woonden, was er nauwelijks criminaliteit. Arbeiders konden elkaar immers altijd helpen wanneer iemand werd aangevallen of bedreigd.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist
Slide 29 - Quiz
⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?
"De overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met de economie."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist
Slide 30 - Quiz
Steden groeiden omdat er fabrieken werden gebouwd en steeds meer mensen in deze fabrieken kwamen werken.
De bevolking op het platteland daalde machines namen werk over.
Mensen trekken weg van het platteland en staan in rijen te wachten voor werk in de steden.
Slide 31 - Drag question
Zet de zinnen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
Door de komst van machines waren er op het platteland minder arbeiders nodig.
Door de uitvinding van de stoommachine komen er verschillende nieuwe machines.
Veel arbeiders trekken naar de stad en gaan werken in de fabrieken.
De meeste mensen wonen en werken op het platteland.
De arbeiders in de steden gaan wonen in arbeiderswijken.
Slide 32 - Drag question
Zet in de goede volgorde...
Stoommachines maakten honderden draden
Een spinnewiel maakt 1 draad
Kinderen werken nu ook in stoommachine fabrieken
Spinning Jenny maakt 16 draden
Water jenny werkt op waterkracht
Slide 33 - Drag question
Zijn de stellingen juist of onjuist?
JUIST
ONJUIST
Over het algemeen groeit de bevolking sneller in een
industriële samenleving dan in een landbouwstedelijke samenleving.
.
In de fabrieken was er meer werk voor geschoolde dan voor ongeschoolde arbeiders.
Ongelukken in fabrieken kwamen weinig voor.
Fabriekseigenaren stonden in de samenleving onder aan de sociale ladder.
De textielindustrie bloeide (= was erg succesvol) tijdens de industriële revolutie in Engeland.