Doel: een betrekkelijke bijzin herkennen en toepassen in een Engelse zin.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Betrekkelijke bijzin
Theme 3 Havo 3
Doel: een betrekkelijke bijzin herkennen en toepassen in een Engelse zin.
Slide 1 - Slide
Betrekkelijke bijzin
The thief who robbed an old lady was sent to jail.
Een betrekkelijke bijzin geeft extra informatie over iets of iemand.
Slide 2 - Slide
Betrekkelijke bijzin
Deze bijzinnen beginnen meestal met who, which of that.
NL: die of dat
Gebruik:
- who bij personen - which bij dieren en dingen - that bij personen, dieren en dingen That is informeler dan who en which.
Slide 3 - Slide
Examples
The thief who robbed an old lady was sent to jail.
This is the car which was involved in an accident.
There goes the girl that looks like Alice.
Slide 4 - Slide
Can I have the pencil .... you gave me this morning?
Slide 5 - Open question
Who, which of that ontbreken
Soms moet de bijzin in de zin staan om te begrijpen over wie of wat de zin gaat.
Dan laten we het woordje who, which of that ook weg uit de zin.
This is the suspect the police arrested in New York.
This is the suspect (who) the police arrested in New York.
Slide 6 - Slide
Bijzin tussen komma's
Indien een bijzin alleen extra informatie geeft, dan zetten we deze bijzin tussen komma's. 'that' mag je dan nooit gebruiken, alleen who en which (formeel).
Franklin, who is my nephew, is younger than I am.
Slide 7 - Slide
We had spaghetti, .... is my favourite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who
Slide 8 - Quiz
Bijzin met een voorzetsel
Je kunt who en which ook met een voorzetsel in een bijzin zetten.
Dan begint de bijzin met who/which en eindigt met een voorzetsel.
The village (which) I lived in has really changed.
Slide 9 - Slide
Formele bijzin - whom
Het voorzetsel mag ook vooraan, dan wordt het formeler. The village in which I lived has really changed.
Gebruik je dan who in de bijzin, dan verandert 'who' in 'whom'.
The owner to whom the police had talked, was afraid.
Slide 10 - Slide
Whom
Begint de bijzin met een voorzetsel (to, in etc), dan verandert het woordje who naar whom.
The owner to ... the police had talked, was afraid. The owner to whom the police had talked, was afraid.
Slide 11 - Slide
Whose
Als laatste is er ook nog het woordje 'whose', dat bezit aangeeft. Vertaling NE: van wie, wiens, waarvan.
The man whose car was stolen was on the news. Marvin, whose bike was stolen, had to walk home.
Slide 12 - Slide
This is Franky, .... sister went to school with me.
A
who
B
whom
C
which
D
whose
Slide 13 - Quiz
My sister, to .... I gave my sweater, is sitting right there.