Oefentoets Peuterspecialisatie

PESPE Oefentoets
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

PESPE Oefentoets

Slide 1 - Slide

Het kind reageert gefrustreerd, jullie zijn de hele ochtend actief bezig geweest. Waar heeft het kind behoefte aan?
A
Het kind moet even naar buiten zijn frustratie eruit rennen
B
Het kind heeft even rust nodig. Het wil even alleen zijn.

Slide 2 - Quiz

Wat betekent het als een peuter zijn eigen identiteit krijgt?

Slide 3 - Open question

Hoe bepaal je wat het kind nodig heeft?
A
Dat gok je gewoon
B
Dat vraag je ouders
C
Dat vraag je aan het kind
D
Dat observeer je

Slide 4 - Quiz

Een kind is vaak verdrietig en huilt veel. Wat is een mogelijk signaal?
A
Ik kan en durf het niet alleen?
B
Ik vind het veel te druk, ik durf niet met andere kinderen te spelen
C
Ik heb dit nog nooit gedaan dus durf het niet
D
Ik voel me niet veilig of op m'n gemak.

Slide 5 - Quiz

Wat is exploratiedrang?

Slide 6 - Open question

Wat is het lastige aan teruggetrokken gedrag?
A
Dat je hier eigenlijk niet echt wat mee kunt
B
Dat deze kinderen vaak niet opvallen
C
Hier is toch niks mee?
D
Het kind is altijd ergens bang voor

Slide 7 - Quiz

Wat is ontluikende gecijferdheid?

Slide 8 - Open question

Stelling: Je moet kinderen niet meer dan 2 keuzes bieden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Wat is constructiespel?

Slide 10 - Open question

Stelling: Wanneer een kind 3,5 is moet je het kind pushen om het zindelijk te krijgen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Wanneer een kind de regels overtreed, wat is dan zijn behoefte?
A
Het kind wil aandacht
B
Het kind wil afleiding
C
Het kind heeft behoefte aan duidelijke grenzen
D
Het kind wil gewoon irritant doen

Slide 12 - Quiz

Wat betekent egocentrisch?

Slide 13 - Open question

Hoe lang kan je een activiteit voor een peuter maximaal laten duren?
A
15 minuten
B
10 minuten
C
5 minuten
D
30 minuten

Slide 14 - Quiz

Wat doe je bij meetkunde?
A
Duploblokken rangschikken op kleur
B
Begrippen als, groot, klein, licht, zwaar aanleren
C
Het liedje 1, 2, 3, 4 hoedje van papier aanleren
D
Kinderen tegen een muur aanzetten en een streepje zetten.

Slide 15 - Quiz

Stelling: Peuters die niet meer slapen tussen de middag hebben ook geen rust moment meer nodig
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Motorische ontwikkeling: Vanaf welke leeftijd kunnen de meeste kinderen hun eigen rits open doen?
A
Vanaf 3 jaar
B
Vanaf 2 jaar
C
Vanaf 1,5 jaar
D
Vanaf 2,5 jaar

Slide 17 - Quiz

Wat is een voorbeeld van grove motoriek?
A
Kleuren
B
Klimmen
C
Kralen rijgen
D
Tekenen

Slide 18 - Quiz

Vanaf welke leeftijd worden peuters wat minder egocentrisch en betrekken ze anderen in hun spel?
A
2 jaar
B
2,5 jaar
C
3 jaar
D
3,5 jaar

Slide 19 - Quiz

Wat betekent magisch denken?

Slide 20 - Open question

Wat wordt bedoelt met ervaringsgericht?
A
Leren door verhalen te horen
B
Leren door te doen
C
Leren door te lezen
D
Leren door het op te zoeken op internet

Slide 21 - Quiz

Welke ontwikkelingsgebieden worden geactiveerd?
Bouwen van blokken
A
Taal, rekenen
B
Taal, rekenen, spel
C
Taal, rekenen, spel, motoriek
D
Taal, spel, rekenen, motoriek, sociaal-emotioneel

Slide 22 - Quiz

Bij speciale gelegenheden moet je flink uitpakken voor peuters!
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Een feest activiteit mag maximaal....minuten duren?
A
60 min
B
15 min
C
30 min
D
45 min

Slide 24 - Quiz

Om de spanning niet te hoog op te voeren bij een speciale gelegenheid moet je vooral niet teveel vertellen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Als een kind druk gedrag laat zien, waar heeft het dan behoefte aan?
A
Aandacht
B
Dat weet je nooit
C
Beweging
D
Een kind wil je irriteren

Slide 26 - Quiz

Een kind kan niet stil blijven zitten op zijn stoel. Hij gaat steeds staan.
Wat is de behoefte van het kind?
A
Hij heeft misschien te lang gezeten en heeft behoefte aan beweging
B
Het is gewoon een vervelend kind

Slide 27 - Quiz

Hoe help je een kind dat behoefte heeft aan hulp bij het richten van zijn aandacht?
A
Zorgen dat de stil zit momenten kort zijn
B
Zorg voor een plek met weinig prikkels
C
Doe ontspanningsoefeningen
D
Zorg voor een praatmoment

Slide 28 - Quiz

Hoe kun je opstandig gedrag voorkomen?
A
Er heel streng bovenop zitten, zodat ze niks durven.
B
Zorg ervoor dat er voldoende tijd is om emoties te uiten
C
Ouders hierop aanspreken
D
Het kind voor een uitbarsting in de hoek zetten.

Slide 29 - Quiz