Les 10.3 De eigenschappen van basen

Les 10.3 De eigenschappen van basen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 10.3 De eigenschappen van basen

Slide 1 - Slide

Planning
  • nakijken: 16, 18, 19 en 20 (vanaf blz 27)
  • Les 10.3
  • Maken opgaven
  • Nakijken opgaven

Slide 2 - Slide

nakijken: 16, 18, 19 en 20 
(vanaf blz 27)

Slide 3 - Slide

16
  • A

Slide 4 - Slide

18

  • a) Zn (s) + 2H+ (aq) -->  Zn2+ (aq) + H2 (g)
  • b) waterstofgas


Slide 5 - Slide

19
  • a) Ac-
  • b) De pH van het mengsel zal hoger worden dan van schoonmaakazijn, omdat er H+ -ionen reageren met het zuiveringszout.
  • c) C

Slide 6 - Slide

20
  • a) D
  • b) A
  • c) C
  • d) Voorbeeld van een goed antwoord:
  • • Zn reageert (tot Zn2+), waardoor de afvoer zal oplossen.
  • • Zn wordt omgezet (tot Zn2+). De afvoer zal dus wegspoelen.
  • • Het zink verdwijnt doordat het reageert (tot zink-ionen).

Slide 7 - Slide

10.3 Eigenschappen van basen
  • Je kunt vier algemene eigenschappen van basische oplossingen beschrijven.
  • Je kunt uitleggen hoe de concentratie van een basische oplossing de hoogte van de pH beïnvloedt.
  • Je kunt vier bekende basen en de bijbehorende formule geven.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen ammonia en ammoniak. 

Slide 8 - Slide

Basen
  • Werking precies tegengesteld aan zuren
  • Basen kunnen H+ binden (i.p.v. H+ afsplitsen, zoals zuren dat doen).
  • Alleen negatieve ionen zijn genoemd, elk zout bevat natuurlijk een positief ion. (zoals NaOH (s))






Slide 9 - Slide

De zuurconcentratie en pH
  • De pH van een basische oplossing is altijd >7
  • Hoe hoger de OH-- concentratie, hoe meer basisch de oplossing, dus hoe hoger de pH.

Wat gebeurd er als je het verdund?


Slide 10 - Slide

Basen
  • Werking precies tegengesteld aan zuren
  • Basen kunnen H+ binden (i.p.v. H+ afsplitsen, zoals zuren dat doen).
  • Alleen negatieve ionen zijn genoemd, elk zout bevat natuurlijk een positief ion. (zoals NaOH (s))






Slide 11 - Slide

Belangrijkste basische oplossingen

Slide 12 - Slide

Belangrijke basische oplossing: Natronloog
  • Een natriumhydroxide-oplossing noemen we natronloog
  • NaOH (s) --> Na+ (aq) + OH- (aq)

Toepassingen:
  • Gootsteenontstopper
Let op: er komt veel warmte vrij bij het oplossen van natriumhydroxide in water


Slide 13 - Slide

Belangrijke basische oplossing: Kalkwater
  • Een calciumhydroxide-oplossing noemen we kalkwater
  • Ca(OH)2 (s) --> Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)

Toepassingen:
  • Zure grond neutraliseren
  • Zit in metselkalk en in wasmiddelen
  • Koolstofdioxide aantonen



Slide 14 - Slide

Belangrijke basische oplossing: Kalkwater
  • Een calciumhydroxide-oplossing noemen we kalkwater
  • Ca(OH)2 (s) --> Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)

Toepassingen:
  • Zure grond neutraliseren
  • Zit in metselkalk en in wasmiddelen
  • Koolstofdioxide aantonen



Slide 15 - Slide

Belangrijke basische oplossing: Ammonia
  • Ammonia is een oplossing van het gas ammoniak, NH3
  • NH3 (g) --> NH3 (aq)

Toepassingen:
  • Zuiver ammoniak wordt gebruikt om kunstmest te maken.



Slide 16 - Slide

Alle basische oplossingen...
  • Bevatten stoffen of deeltjes die H+ binden.
  • Hebben een pH-waarde groter dan 7.
  • Smaken zeepachtig, wil je de pH van een basische oplossing onderzoeken, is het veiliger om indicatoren te gebruiken.
  • Geleiden elektrische stroom
  • Reageren met vet
  • Reageren met zuren


Slide 17 - Slide

Maken: 1, 4 t/m 7, 9 t/m 16
(blz 34)

Slide 18 - Slide

1
  • a) Opnemen
  • b) hoger


Slide 19 - Slide

4
  • a) hoger
  • b) De pH kan niet lager worden dan 7.
  • c) Basische oplossingen tasten huid en slijmvliezen aan.


Slide 20 - Slide

5
  • a) een oplossing van natriumhydroxide in water.
  • b) NaOH(s) --> Na+ (aq) + OH (aq)
  • c) als gootsteenontstopper
  • d) Natriumhydroxide kan vetten oplossen. Bij oplossen komt er veel warmte vrij, waardoor het gestolde vet in de afvoer weer vloeibaar wordt.


Slide 21 - Slide

6
  • a) een oplossing van calciumhydroxide in water
  • b) Ca(OH)2 (s) --> Ca2+(aq) + 2 OH (aq)
  • c) als reagens om koolstofdioxide aan te tonen

Slide 22 - Slide

7
  • Ammoniak is het zuivere gas, NH3 (g). Ammonia is de oplossing vanammoniak in water, NH3 (aq)

Slide 23 - Slide

9
  • a) basisch
  • b) pH hoger dan 7

Slide 24 - Slide

10
  • a) Kaliumhydroxide is een base, want het bevat de base OH−
  • b) paars/rood
  • c) B

Slide 25 - Slide

11
  • a) natriumcarbonaat
  • b) CO23-
  • c) Vettig vuil
  • d) C
  • e) B

Slide 26 - Slide

12
  • a) Ba(OH)2 (s) --> Ba2+(aq) + 2 OH(aq)
  • b) Het is een basische oplossing, want er is OH aanwezig.
  • c) Groengeel

Slide 27 - Slide

13
  • C

Slide 28 - Slide

14
  • a) A
  • b) E
  • c) A
  • d) fenolrood

Slide 29 - Slide

15
  • C

Slide 30 - Slide

16
  • a) H+ en Ac-
  • b) Voorbeelden van een goed antwoord:
  • • Na2CO3 bevat carbonaat-ionen. Dat zijn basen en die kunnen H+ opnemen en zijn dus niet zuur.
  • • In de formule Na2CO3  is geen H+  aanwezig, dus deze stof kan niet zuur zijn.
  • c) A

Slide 31 - Slide