5. Je kan de
rol onderscheiden van burgers, belangenorganisaties, politieke partijen, de media, regering, parlement/ college van B en W en gemeenteraad, ambtenaren en de EU in het tot stand komen van overheidsbeleid.
6. Je kan opvattingen van
politieke stromingen en/of
politieke partijen over dit vraagstuk noemen/ herkennen.
7. Je kan beschrijven welke rol media vervullen ten aanzien van het vraagstuk.
8. Je kan met voorbeelden uit informatiebronnen over het vraagstuk verduidelijken welke beeldvorming, waarden, normen, vooroordelen en stereotypen overgedragen worden met gebruikmaking van de begrippen selectie, selectieve waarneming en referentiekader.