This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Pallas les 1-2
Oefenen: alfabet en bijzonderheden
Griekse goden
Slide 1 - Slide
Uitspraak van het Grieks
Slide 2 - Slide
Hoe spreek je het volgende woord uit: ἰζω?
A
hidzoo
B
hiksoo
C
idzoo
D
iksoo
Slide 3 - Quiz
Hoe spreek je het volgende woord uit: οὑ?
A
hoe
B
hou
C
oe
D
ou
Slide 4 - Quiz
Hoe spreek je het volgende woord uit: αἱ?
A
hai
B
haai
C
ai
D
aai
Slide 5 - Quiz
Hoe spreek je het volgende woord uit? ψευδῳ
A
pheudooi
B
phuidooi
C
psuidoo
D
psuidooi
Slide 6 - Quiz
Leestekens
Slide 7 - Slide
Voor welk leesteken gebruikt het oud-Grieks de ;
A
: dubbele punt
B
; punt komma
C
! uitroepteken
D
? vraagteken
Slide 8 - Quiz
Welk woord is correct omgezet in Griekse letters?
Slide 9 - Slide
dakruon
A
δακρυον
B
δακπυον
C
δακρυου
D
δακπυου
Slide 10 - Quiz
apoloola
A
ἀπολολα
B
ἀπολωλα
C
ἁπολολα
D
ἁπολωλα
Slide 11 - Quiz
authis
A
ἀυθις
B
αὐθις
C
αὐθισ
D
ἁυτις
Slide 12 - Quiz
rhègnumi
A
ρηγνυμι
B
ῥηγνυμι
C
ῤηγνυμι
D
ῥηχνυμι
Slide 13 - Quiz
En nu zelf Grieks schrijven
Pak een vel papier met lijntjes en zet de volgende woorden om in Griekse letters:
Slide 14 - Slide
kleine letters blijven kleine letters, hoofdletters blijven hoofdletters: (e = epsilon, è = èta)
1. thnèiskoo
2. Aphèkas
3. LANTHANOO
4. genos
5. oikooi
Slide 15 - Slide
Maak een foto van de 5 Griekse woorden en lever hem meteen hier in (of in Teams als het niet lukt) Zorg dat de foto rechtop staat, zodat ik me niet in allerlei bochten hoef te wringen;)
Slide 16 - Open question
De Griekse telwoorden
Slide 17 - Slide
πεντε betekent
A
drie
B
negen
C
vier
D
vijf
Slide 18 - Quiz
έννεα betekent
A
één
B
negen
C
vijf
D
zeven
Slide 19 - Quiz
δεκα betekent
A
acht
B
drie
C
tien
D
vier
Slide 20 - Quiz
Bonus ronde:
De Griekse goden
Slide 21 - Slide
Welke Griekse god heeft GEEN pijl en boog als attribuut?