3C - futur simple

1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Les bonnes solutions pour 2021...
Stel dat je aan een Fransman je goede voornemens voor 2021 wilt uitleggen, hoe doe je dat? 

Dat gaan we deze les leren!

Slide 3 - Slide

LEERDOELEN
1. Wat gaan we deze periode doen en leren?
2. Wat gaan we de komende 2 weken online doen?
3. Deze les: De Futur Simple !

Slide 4 - Slide

WELKE ANDERE VORM VAN FUTUR (= TOEKOMENDE TIJD) KEN JE AL?

Slide 5 - Open question

Hoe maak je de futur proche ook alweer?
A
vorm van avoir + hele werkwoord
B
vorm van aller + hele werkwoord
C
vorm van avoir + voltooid deelwoord
D
vorm van être + voltooid deelwoord

Slide 6 - Quiz

Vertaal de zin met de futur proche:
Ik ga kijken (naar) de televisie.

Slide 7 - Open question

Futur proche

  1. spreektaal
  2.  maak je met een vorm van aller + hele ww

=> je moet dus het ww aller goed kunnen vervoegen!
Futur simple

  1. schrijftaal/officiëler
  2. futur simple maak je met alleen het ww: stam + uitgang
  3. de stam is altijd het hele ww, behalve bij sommige onregelmatige ww

Slide 8 - Slide

Futur proche (vervolg)

3. je vertaalt met een vorm van: gaan
Futur simple (vervolg)

4. de uitgang is altijd hetzelfde
5. je vertaalt met een vorm van: zullen

Slide 9 - Slide

Futur proche

je vais parler
tu vas parler
il/elle/on va parler
nous allons parler
vous allez parler
ils/elles vont parler

(vertaling: ik ga praten...)
Futur simple

je parlerai
tu parleras
il/elle/on parlera
nous parlerons
vous parlerez
ils/elles parleront

(vertaling: ik zal praten...)

Slide 10 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Let op: de stam is onregelmatig, maar de uitgang is altijd hetzelfde!

1. être : je serai                                   4. aller: j'irai           
2. avoir: j'aurai                                    5. pouvoir: je pourrai
3. faire: je ferai                                    6. voir: je verrai

Slide 11 - Slide

let op !!
Bij de werkwoorden op -er, vervalt de laatste -e 

Dus: vendre (=verkopen) => je vendrai
apprendre (=leren) => j'apprendrai

Slide 12 - Slide

Welke vorm van de futur is goed?
Je __________ à mon prof.
A
parle
B
parler
C
parlerai
D
parleras

Slide 13 - Quiz

Nous ___________ demain la télé.
(futur simple, regarder)
A
regardons
B
regarderons
C
regarderai
D
allons regarder

Slide 14 - Quiz

L'année prochaine, ils __________ le français (futur simple, apprendre)
A
apprendront
B
apprendreont
C
apprendrent
D
apprendent

Slide 15 - Quiz

Wat zijn de goede uitgangen van de futur simple?
A
ai - as - a - ons - ez - ent
B
ai - as - a - ons - ez - ont
C
ais - ais - ait - ions -iez - aient
D
e - es - e - ons - ez - ent

Slide 16 - Quiz

Demain, tu ______ à l'heure (futur simple, être)
A
feras
B
es
C
auras
D
seras

Slide 17 - Quiz

Il ________ avec sa soeur. (futur simple, jouer)

Slide 18 - Open question

Ils ____________ de la chance. (futur simple, avoir)

Slide 19 - Open question

tip:
1. Je herkent de futur simple altijd aan de letter r aan het eind van de stam!

2. leer de stammen van de onregelmatige ww goed + de betekenis

3. zorg dat je de uitgangen van de futur simple kunt dromen!

Slide 20 - Slide

Wat is jouw goede voornemen?
A
Je ferai plus de sport.
B
J'aurai de bonnes notes pour le français.
C
Je jouerai moins de jeux vidéos.
D
Je ferai mieux mes devoirs.

Slide 21 - Quiz

Opdracht en huiswerk (voor morgen):

Bestudeer Source 3C + maak ex 13 en 14 online
Leer voca 3B mbv Quizlet 

ZIJN ER NOG VRAGEN?
QUESTIONS?

Slide 22 - Slide