23/11 3hfa3 herhaling futur proche + futur simple

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

futuR

we behandelen twee werkwoordstijden:

futur proche & futur simple

om iets over de toekomstige tijd te kunnen zeggen. 

dat wat lateRRRR gaat gebeuren.

dit is een herhalingsuitleg

In welke tijd staat de zin:
Mais nous avons des invités à Noël!

1. de présent
2. de futur simple
3. de futur proche

le futur proche

révision...

weten jullie nog hoe dat zat?

de futur proche gebruik je om aan te geven dat je iets nog gaat doen:

ik ga pizza eten

wij gaan huiswerk maken

je ziet dat we in het Nederlands het werkwoord

gaan

gebruiken in combinatie met een

heel werkwoord

het hele werkwoord is datgene wat je gaat doen (eten, kopen)

voorbeeld: ik ga eten

In het Frans werkt dat op precies dezelfde manier:

je gebruikt het werkwoord

aller 

en daarbij ook 

een heel werkwoord. (manger, acheter)

net zoals in het Nederlands moet je het werkwoord 

gaan (dus aller)

vervoegen

ik ga

jij gaat

hij/zij/gaat

wij gaan

jullie gaan/u gaat

zij gaan (mnl mv)

zij gaan (vrl mv)

je vais

tu vas

il/elle va

nous allons

vous allez

ils vont

elles vont

oefenen met aller

 PRÉSENT

deze vervoegingen moet je uit je hoofd leren

''Ik leg het werkwoord aller uit''

Zet in de goede vorm:
Tu (aller) à Eindhoven.

1. vais
2. vas
3. va
4. allons

Zet in de goede vorm:
Vous (aller) à Lille.

1. vas
2. allons
3. va
4. allez

Zet in de goede vorm:
Mon père (aller) à Paris.

1. vais
2. vas
3. va
4. vont

Ok!

nu je het werkwoord

aller

kunt vervoegen, kun je de futur proche gaan maken

hoe je een futur proche maakt:

let op!

bij het werkwoord "aller" in de futur proche gebeurt er iets vreemds

je vais au cinéma

vais wordt aller

je vais aller au cinéma

(ik ga naar de bioscoop gaan)

In het Nederlands klinkt dit heel raar, maar in het Frans is dit heel normaal....

oefenen met futur proche

FUTUR PROCHE

(onderwerp + vorm van aller + hele werkwoord)

''ik ga de futur proche uitleggen''

Vertaal:
U gaat praten (=parler)

Vertaal:
Hij gaat eten (=manger)

Vertaal:
Jij gaat geven (=donner)

le futur simple

unité 2, apprendre 5

Le futur simple

• Om uit te leggen dat iets nog zal gaan gebeuren
• In het Nederlandse gebruik je: zal of zullen

       "Morgen zal ik vrij zijn"

          =    "Demain je serai libre"

hoe maak je een futur proche?

wat zijn de uitgangen van de futur simple?

Le futur simple - stappenplan

regelmatige ww -er, -ir, -re

       1  bepaal wat het hele werkwoord is

       2  eindigt deze op een 'e' haal deze er dan af (bv bij 'vendre')

       3  plak de juiste uitgang van de futur simple er achter 

                                                       (lijkt op avoir)

     

Herhaling - Le futur simple - uitgangen

Werkwoorden op ir        - op er                   -op re

Je               choisirai          mangerai             prendrai
Tu               choisiras         mangeras            prendras

Il/elle/on  choisira           mangera              prendra

Nous         choisirons      mangerons         prendrons

Vous          choisirez         mangerez           prendrez

Ils                choisiront      mangeront          prendront

Le futur s.: onregelmatige ww.

• Bij een aantal werkwoorden is de stam onregelmatig. Het is dus niet het hele werkwoord, maar alleen wat hier vetgedrukt staat:
• être - je serai
• avoir - j'aurai
• faire - je ferai
• aller - j'irai

Futur simple: Hoe ziet dat er uit?

Bij être (=zijn) kan je in je boek zien dat de stam 'ser' is: de uitgang staat namelijk achter deze letters. Onregelmatige stam.

Als je wilt weten hoe je zegt 'hij zal zijn', ziet dat er zo uit:

Hij = il 

stam = ser

uitgang bij 'il' = a

onderwerp + stam + uitgang --> il + ser + a =       il  sera

Futur simple: Hoe ziet dat er uit?

Bij aller (gaan) kan je in je boek zien dat de stam 'ir' is: de uitgang staat namelijk achter deze letters. Onregelmatige stam.

Als je wilt weten hoe je zegt 'hij zal maken', ziet dat er zo uit:

Jij = tu

stam = ir

uitgang bij 'tu' = as

onderwerp + stam + uitgang -->    tu + ir + as   =  tu iras 

oefenen met futur

FUTUR (SIMPLE)

(onderwerp  + hele werkwoord + uitgangen avoir)

''ik zal de futur simple uitleggen''

Verbes en -ir
Welke vormen zijn correct van de futur simple?

1. Je partirai
2. Je partais
3. Nous partiron
4. Nous partirons

Verbes en -er
Welke vormen zijn correct van de futur simple?

1. Nous parlerons
2. Il parlait
3. Je chanterais
4. Je chanterai

Verbes en -re
Welke vormen zijn correct van de futur simple?

1. Je vendra
2. Nous vendron
3. Elle vendrai
4. Ils vendront

Verber irréguliers
Welke vormen zijn correct van de futur simple?

1. j'aura
2. nous auront
3. tu auras
4. j'auras

Zet in de futur simple
Je/j (être)

1. je serai
2. j'étais
3. je serais
4. j'ai été

Zet in de futur simple
Il (chanter)

1. il chante
2. il chantais
3. il va chanter
4. il chantera

Vul de juiste vertaling in van de futur. Gebruik de gegeven werkwoorden:
aller | apprendre | faire | regretter

Jij zult spijt hebben van = ...

Vul de juiste vertaling in van de futur. Gebruik de gegeven werkwoorden:
aller | apprendre | faire | regretter

de leerlingen zullen leren = ...

Geef aan hoe goed jij nu de futur (simple) beheerst

0100

In welke tijd staat de zin:
Salut! Je vais partir maintenant à la maison

1. de présent
2. de futur simple
3. de futur proche

au travail ! 

Aan de slag met de opdrachten uit de planner of werken aan het boekje over Frans in de bovenbouw (it's).

- Je mag met elkaar overleggen

- Je krijgt de tijd tot het einde van de les

- Ik en je boek zijn er voor hulp

- Je mag met oortjes in werken

!! on fera les exercices 18, 20 et 21 pendant le cours de mercredi 24/11.