20220928 B2 U7 Wederkerende werkwoorden

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Welke werkwoorden kennen jullie al?

Nieuw soort werkwoorden

Los verbos reflexivos: de wederkerende werkwoorden

Wederkerende werkwoorden

zich wassen

zich scheren

zich vergissen

--> zich MOET erbij!

= wederkerend vnw

Wederkerende werkwoorden

Ik was me onder de douche.

Paul scheert zich.

Je vergist je. 

--> me/zich/je MOET erbij!

Zich wassen = lavarse

- Se = zich

Een wederkerend werkwoord herken je aan -se

Ejemplo:

presentarse = zich presenteren

Stap 1 

Je haalt se van het werkwoord af

--> dus lavarse wordt lavar

Stap 2 

Normaal vervoegen zoals je al kunt (zie blz. 34 TB, of het overzicht op Magister)

Stap 3
We missen nog iets! 

lavarse

lavar = wassen

se = zich --> moeten we ook per persoon toevoegen

yo: me
tú: te 
él/ella/usted: se

nosotros: nos

vosotros: os
Ellos/ellas/ustedes: se

LET OP!

Niet alle wederkerende werkwoorden in het Nederlands, zijn ook wederkerend in het Spaans, en andersom.

Ejemplos:

llamarse = heten,                levantarse = opstaan

Wat betekenen de nieuwe werkwoorden?

ducharse = zich douchen

acostarse = gaan slapen, naar bed gaan (o > ue)

sentarse = gaan zitten (e > ie)

ponerse = aantrekken, aandoen

vestirse = zich aankleden (e > i)

*schrijf deze betekenissen over in je schrift!*

Vervoeg ducharse in de tú-vorm

Vervoeg vestirse in de nosotros-vorm

Vervoeg ponerse in de vosotros-vorm

Vervoeg acostarse in de ik-vorm(let op de klinkerwisseling!)

Vervoeg sentarse in de ik-vorm (let op de klinkerwisseling!)

Vervoeg levantarse in de usted-vorm

Vervoeg llamarse in de ellas-vorm

Ik begrijp de wederkerende werkwoorden...

1. Muy bien
2. Bien
3. Regular
4. Mal

¿Y ahora?

Página 74: ejercicio 1, 2, 3 --> antwoorden in je schrift. 

Houd je woordenlijst erbij (die krijg je nu van mij).

Eerste 5 minuten stil aan het werk. Daarna mag je zachtjes overleggen met je buurman/-vrouw.

Als je eerder klaar bent, ga je de vormen van de wederkerende werkwoorden op p. 74 leren.

Los deberes

Afmaken página 74: ejercicio 1, 2, 3

Vervoeg lavarse in de ellos-vorm

Vervoeg bañarse in de tú-vorm

Vervoeg quedarse in de vosotros-vorm