Wereld: arm en rijk hoofdstuk 3 & 4

Hoofdstuk 3 en 4: India en Groot-Brittannië
Hoofdstuk 3: onderlinge relaties en kenmerken
Hoofdstuk 4: Mondialisering en globalisering

Relatie tussen beide landen?

 Kolonisatie!
1 / 48
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 48 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 3 en 4: India en Groot-Brittannië
Hoofdstuk 3: onderlinge relaties en kenmerken
Hoofdstuk 4: Mondialisering en globalisering

Relatie tussen beide landen?

 Kolonisatie!

Slide 1 - Slide

Urbanisatie
GB rond 1860-1880 begin van de industriële revolutie, door de uitvinding van de ____________.
Gevolg: mensen trokken naar de stad om daar te werken in de industrie ----> verstedelijking en industrialisatie. Mensen werkten voorheen op het platteland en moesten opeens in de stad gaan wonen.

Slide 2 - Slide

Industrialisatie
Industrialisatie zorgde voor:
1.______________
2. vraag naar ____________. Deze worden gebruikt om industrieproducten te maken.
3. Zoeken naar _____________ voor deze industrieproducten
Oplossing: deze grondstoffen halen we uit overzeese gebieden waar we ook de producten meteen kunnen verkopen. 

Slide 3 - Slide

Kolonisatie
Soorten kolonies:
- Exploitatiekolonie: leveren van grondstoffen
- Vestigingskolonie: vestigen van onderdanen uit het moederland
Na WOII einde aan kolonisatie = _____________ .
Tegenwoordig zijn veel oude kolonies lid van het Britse Gemenebest (Commonwealth).

Slide 4 - Slide

Kolonisatie nu
Hoe is kolonialisme nog zichtbaar?

1. Migratie uit de oude kolonies zorgde voor Britse multi-culturele samenleving.
2. Cultuur, vooral taal, maar ook voedsel

Slide 5 - Slide

Afhankelijkheid
(zuiden = ontwikkelingslanden)
Zuiden levert onbewerkte grondstoffen, ertsen, en landbouwproducten = primaire producten.

dus vaak maar één product 
                      en export vaak maar naar één of enkele landen 

Slide 6 - Slide

Neokolonisatie
Derde wereld is, ook na onafhankelijkheid, afhankelijk van Noorden = neokolonisatie.

Slide 7 - Slide

Verstedelijking
- GB: mijngebieden, daaromheen ontstonden industriesteden: Manchester, Birmingham.
- India: nu pas op gang gekomen en grote tegenstelling tussen rijk (gated communities) en arm

Urbanisatiegraad: percentage stedelingen
Urbanisatietempo: toename van het aantal stedelingen

Slide 8 - Slide

Britse economie
Zware-industrie (mijnbouw, staalindustrie) na WOII langzaam aan het verdwijnen (=de-industrialisatie). GB meer diensteneconomie.

Slide 9 - Slide

Gevolgen van deze transitie
- Leegstand van voormalige industriesteden zoals Birmingham, verval van deze gebieden; leegstand en hoge werkloosheid. Mensen komen vanwege de lage opleidingen moeilijk aan een nieuwe baan.
- Groei van Londen als metropool. Veel MNO's en zakelijke en financiële dienstverleners vestigen zich daar.
Dit zorgt voor een grotere regionale ongelijkheid. 

Slide 10 - Slide

Paragraaf 3.2. Welvaart en ontwikkeling
Verschillende soorten manieren om ontwikkeling van en ?tussen landen te meten:
Inkomen:
-Bruto Nationaal Product: totale productie van goederen en diensten in een land in een jaar uitgedrukt in geld.
Als je dit deelt door het aantal inwoners: BNP per hoofd.

Slide 11 - Slide

Nadelen BNP
Het blijft een gemiddelde:
1. Sommige mensen zijn rijker of armer dan het gemiddelde
2. Sommige gebieden zijn rijker of armer in een land. Oplossing: Bruto Regionaal Product (BRP)
Andere nadelen:
-In sommige landen hebben ze geen goede registratie
-Mondiale vergelijking in Dollars, dus afhankelijk van wisselkoersen.
-verschillen in koopkracht

Slide 12 - Slide

BBP
Bij het BBP houden ze ook rekening met inkomsten van inwoners van andere landen die staatsburger van het moederland zijn

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

HDI
HDI: Human development index of VN-index
Meet drie kenmerken van een land:
-Economische kenmerken: BNP per inwoner
-Demografische kenmerken: levensverwachting
-Sociaal-culturele kenmerken: analfabetisme
Uitkomst cijfer van 0 tot 1.


Slide 15 - Slide

Samenstelling van de beroepsbevolking
Ontwikkelingsland: veel werkers in de landbouwsector en weinig in industrie en diensten.
Ontwikkeld land: weinig werkers in de landbouw, veel in de dienstensector

Slide 16 - Slide

Verschillen tussen MOL en HOL
-Boeren in MOL zijn zelfvoorzienend
-Industrie is minder ontwikkeld in de MOL, in semiperifere landen is er juist wel werk in de industrie (lage lonen!), fabriekswerk in centrum is vaak gemechaniseerd.
-Dienstensector is goed ontwikkeld in rijke landen vanwege ?het hoge opleidingsniveau, in MOL maakt de informele sector ?onderdeel uit van deze sector.
- Door de verhouding tussen werkenden in de sector en bijdrage in het BNP te meten kun je iets zeggen over de productiviteit.

Slide 17 - Slide

India
- HDI in middenmoot
-Groeiende kloof tussen arm en rijk door welvaartsstijging middenklasse.
-Groot verschil in rijkdom van staten.
-Grote sociale ongelijkheid: discriminatie op basis van opleidingsniveau, ras, geslacht. Ook het kastesysteem speelt nog altijd een rol
-Minder ontwikkeld dan GB, maar economische groei is er ??groter
-Snelle stijging van BNP per inwoner

Slide 18 - Slide

India
-Snelle ontwikkelingen in dienstensector en industrie
-In de landbouw nieuwe technieken en mechanisatie; vooral grote boeren profiteren hiervan. Leidt ook tot toename werkloosheid op platteland en ruraal-urbane migratie.
-Migranten die naar de stad gaan zoeken werk in de informele sector en wonen in de ongunstig gelegen buurten.

Slide 19 - Slide

Wereldsysteem
Wereldsysteem: tegenstellingen en afhankelijkheidsrelaties tussen centrumlanden, (semi)periferie en periferie

Periferie levert grondstoffen aan centrum; centrum maakt hieruit industrieproducten die verkocht worden o.a. aan de perifere landen.

Slide 20 - Slide

Ruilvoet
Centrum: meest ontwikkeld, hoge productie, koopkracht

Periferie: afhankelijkheid, gebrekkige technologie en lage productie
Probleem: ruilvoet

Slide 21 - Slide

Semiperiferie

Laatste jaren: ontstaan van semiperiferie
- Grote beroepsbevolking --> lage lonen
- BRIC (Brazilië, Rusland, India en China)

Slide 22 - Slide

India is van een planeconomie een markteconomie geworden

Hoe?

Slide 23 - Slide

Paragraaf 3.3.:
- Bevolkingsdichtheid
- Bevolkingsspreiding

India kent een snelle bevolkingsgroei, nadelig omdat dit druk zet op voorzieningen. Oplossingen is family planning.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Demografische transitie
Wat is: groene druk, grijze druk en waar komen ze voor?
Groene en grijze druk samen bepalen de demografische druk

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Globalisering
Globalisering: voorschrijdende internationalisering van de productie van goederen en diensten.

Slide 30 - Slide

Effecten van de globalisering
+ vrijhandel zorgt voor een grotere keus en lagere prijzen voor consumenten
+ stijgende werkgelegenheid in semiperifere landen
+ groei van de wereldeconomie
- verdwijnende werkgelegenheid in gebieden waar de productie verdwijnt
- afnemende invloed van nationale regeringen
- milieuschade door toename transport
- kloof tussen arm en rijk neemt toe (tussen landen maar ook binnen landen)

Slide 31 - Slide

Op deze kaart zie je de triade.
Wat is het verschil tussen de triade en global shift?

Slide 32 - Slide

Productieketen van thee

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Productiekolom

Slide 35 - Slide

Wat is het verschil tussen de nieuwe en "oude" ?internationale arbeidsverdeling?
Er is sprake van outsourcing, sommige onderdelen van het productieproces vinden plaats in (semi)periferelanden. Dit noemen we outsourcen.

Waarom? Kosten!

Slide 36 - Slide

Outsourcing in Zuid-India
In Zuid-India (Bengalore) zijn veel ICT bedrijven gevestigd ?die werken voor westerse bedrijven. Ook veel klantenservice activiteiten voor westerse bedrijven vinden hier plaats.
Waarom daar?
- Taal: Engels
- Hoogopgeleid
- Gemotiveerde en hardwerkende werknemers

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Link

Slide 39 - Link

Globalisering en migratie
Ander gevolg van globalisering is migratie.
Pushfactoren: afstotingsfactoren; redenen om uit een gebied weg te gaan (werkloosheid, oorlog, armoede)
Pullfactoren: aantrekkingsfactoren; redenen om naar een gebied toe te gaan (werk, vrede, rijkdom).
Deze factoren zijn vaak complementair aan elkaar.

Slide 40 - Slide

Migratiemotieven
Redenen om te migreren:
- economisch: arbeidsmigratie
- Politiek: vervolging of oorlog
- Fysisch: aardbeving of hongersnood

Slide 41 - Slide

Migratiestromen
-Tussen ontwikkelingslanden zelf (zuid-zuid)
- Tussen ontwikkelingslanden en rijke landen (zuid-noord en noord-zuid)
-Tussen rijke landen (noord-noord)
In India is er sprake van een trek naar GB, Noord-Amerika en Europa; braindrain. Vaak hoger opgeleide personen kiezen om te werken in het westen. Inkomen sturen ze gedeeltelijk terug naar India (geldzendingen). Keren deze terug naar India noemen we dit braingain.

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Diffusie
Een voorbeeld van een cultuurelement is de taal.
Engels is over de hele wereld verspreid, dit dankzij het koloniale verleden van het Verenigd Koninkrijk. Hierdoor is het Engels op dit moment lingua franca.
Verspreiding van een cultuurelement van het ene naar het andere cultuurgebied = diffusie

Slide 45 - Slide

Welke twee processen zie je hieronder?

Slide 46 - Slide

Global village
De wereld is steeds meer een dorp (global village), door culturele globalisering drinken we overal Coca Cola en eten we overal McDonalds (behalve op IJsland en in Noord-Korea), deze Amerikanisering roept ook weerstand op.

Slide 47 - Slide

Regionalisme
Tegenstanders willen opkomen voor de eigen lokale identiteit (denk aan Catalonië).
Door de toegenomen globalisering lijken staten minder van belang dan voorheen. Belangrijke (economische, politieke en culturele) beslissingen worden genomen in wereldsteden. Er is sprake van een mondiaal netwerk van wereldsteden. 

Slide 48 - Slide