This lesson contains 12 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Burgerlijke Cultuur - Les 4
-
Theater en dans
Slide 1 - Slide
Theater in de 17e eeuw in de Nederlanden
Toegankelijk
Kluchten
Komedie/blijspel
Tragedie
Spektakelstukken
Ter lering en vermaak
Het toneel in de 17de eeuw was zeer toegankelijk. Er werden geen hoge toegangsprijzen gevraagd en er was maar een beperkt aantal plaatsen voor het betere publiek dat zich van het 'grauw' wilde onderscheiden. Bij het toneel kon werkelijk iedereen zich vergapen aan de wonderlijke avonturen in de godenwereld of genieten van de gruwelen en heldendaden van Romeinse veldheren. Behalve in de schouwburg, vertoonden goden en helden zich in de reizende theaters en de rederijkerskamers.
In een tragedie werd een geschiedenis van hooggeplaatste personen met een droevig of gruwelijk einde uitgebeeld, geschreven in een verheven taal. Een Aristotelische tragedie is een klassieke vorm van theater waarbij met name de regels van de filosoof Aristoteles worden nageleefd. De stemming in het stuk is voortdurend ernstig en verheven, het publiek moet meeleven met de psychologische conflicten en gelouterd (gezuiverd) de zaal verlaten. Een bekende tragedieschrijver is Joost van den Vondel.
Schrijven was in de zeventiende eeuw een hobby die erg serieus werd genomen. Een dichter diende een religieuze of politieke les op een vermakelijke en leerzame manier te verpakken, met boeiende voorbeelden. Het vermaak stond daarbij op de voorgrond, met aan het einde van het verhaal of toneelstuk een moraliserende opmerking.
Een komedie lijkt veel op een klucht, maar een komedie heeft meer structuur en minder platte taal en minder volkse personages dan een klucht. De personages zijn herkenbaar en de situaties wat alledaagser. De verhaallijn in de komedie heeft wat meer inhoud dan bij een klucht, waar het eigenlijk alleen om de komische situaties gaat. Bekende komedieschrijvers zijn Gerbrand Adriaenz Bredero en P.C. Hooft.
Een klucht was in de eerste instantie een kort toneelstuk waarbij het volkse vermaak centraal stond. Veelvoorkomende thema’s waren gierigheid, overspel, goedgelovigheid en dronkenschap. Kluchten zaten vol met karikaturen, eindrijm en er werd veel geknutseld met taal. Als functie stond vooral het vermaak voorop, maar in elke klucht zat aan het einde ook een wijze les (moraal) verpakt. De klucht had dan ook een didactisch doel: na een tragedie (treurspel) of komedie (blijspel) werd een klucht opgevoerd, waarin werd getoond hoe men door slecht of naïef gedrag in de moeilijkheden kon raken en wat er gedaan diende te worden om er weer uit te komen.
In de nieuwe Schouwburg te Amsterdam van 1665 waren toestellen aangebracht om snel van coulissen te wisselen en om mensen en voorwerpen zowel boven als onder het toneel te verplaatsen. Vooral Jan Vos maakte in zijn toneelstukken veelvuldig gebruik van de mogelijkheden die de nieuwe toneelinrichting bood. Zijn treurspel Medea (1667) vermeldde op de titelpagina ‘met verscheidene Kunst en Vliegwerken, nieuwe Baletten, Zang en Vertooningen’ en bevatte o.a. een scène waarin een wagen, bespannen met vuurspuwende draken, door de lucht vliegt.
Slide 2 - Slide
De rederijkerskamers
rederijkerskamers
Dichtwedstrijden
landjuwelen
P.C. Hooft
Aristotelische principes
Joost van den Vondel
Zo’n rederijkerskamer was een kring
rondom een rijke koopman, die bestond uit dichters, schrijvers, musici, wetenschappers, en kunstenaars. Veel kunstenaars uit die tijd groepeerden zich om op die manier ideeën uit te wisselen. De Muiderkring (op het Muiderslot), was een van de belangrijkste rederijkerskamers die als centra fungeerden van het culturele en wetenschappelijke leven in Holland.
Gastheer van de muiderkring was Pieter
Corneliszoon Hooft ( 1581-1647). Hooft was een tolerante man, zowel wat betreft zijn politieke als godsdienstige ideeën.
Deze humanist schreef toneelstukken zoals het blijspel: Ware-nar (bewerking
van een klassiek stuk).
Veel toneelschrijvers uit die tijd haalden
hun inspiratie vooral uit klassieke teksten en stukken (tragedies, komedies en historische verhalen) en stijlfiguren. De aristotelische principes werden daarbij
altijd in acht genomen. Deze principes zijn:
- Eenheid van tijd: d.w.z. het op het toneel voorgestelde gebeuren mag niet de tijdsduur van een etmaal overschrijden.
- Eenheid van plaats: het geheel moet zich op dezelfde of nagenoeg dezelfde plaats afspelen
- Eenheid van handeling: geen niet ter
zake doende nevenintriges mogen de strakke lijnen verstoren.
De grootste Nederlandse schrijver en dichter van de 17de eeuw was Joost van den Vondel. Ook hij was regelmatig gast bij de Muiderkring.
Er waren ook wedstrijden om uit te maken welke rederijkersgroep het beste toneelstuk schreef en opvoerde. Deze wedstrijden heetten landjuwelen (voor wedstrijden tussen Brabantse kamers) en haagspelen (voor alle kamers).
De aankondigingen voor een landjuweel of een haagspel werden vaak al lang voor de wedstrijd zelf verstuurd. De uitnodiging voor zo'n wedstrijd heet een kaart. Met de kaart werden ook de opdrachten en de prijzen genoemd. Vaak werd er tijdens een wedstrijd in verschillende onderdelen geconcurreerd. Voorbeelden van winnende stukken zijn Elckerlijc en Mariken van Nimwegen.
Er werden onder meer dichterswedstrijden ingericht waarbij de vorm van het gedicht onderworpen was aan strenge regels. Behalve de populaire ballade waren ook andere dichtvormen zoals het rondeel, het ketendicht en het acrostichon erg in trek.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Joost van den Vondel
sterfgevallen
Katholiek geloof
Klassieke invloeden
Tegenstellingen
Joost van
den Vondel. Ook hij was regelmatig gast bij de Muiderkring, een protestantse kring. Later bekeerde hij zich tot het katholieke
geloof. Hij maakte aanvankelijk een zeer
gelukkige periode door, die echter opgevolgd werd door een reeks van sterfgevallen in zijn familie: zijn zoontje, zijn dochter en later zijn vrouw overleden binnen korte tijd.
In 1641 gaat van den Vondel over tot het
katholieke geloof. Daarvoor waren meerdere redenen, zoals bijvoorbeeld zijn voorkeur voor de pracht die hij binnen de soberheid van het protestantisme niet
vond. Misschien was echter de
belangrijkste reden dat zijn enig
overgebleven dochter zich ook bekeerd
had tot het katholieke geloof, waardoor van den Vondel meer in aanraking kwam met dit geloof.
Joost van den Vondel kreeg vanaf zijn
negende jaar geen onderwijs meer. Op latere leeftijd heeft hij latijn en Grieks geleerd. Daardoor is er in zijn werk een reeks aan invloeden te zien: Franse, Latijnse (Seneca, Vergilius, Horatius, Ovidius) en Griekse (Sophocles, Euripides).
Volgens de verhalen over Vondel was hij
een man met tegenstellingen in zijn karakter: enerzijds was hij zeer deemoedig en anderzijds hield hij van het heroïsche; enerzijds was hij uiterst vroom anderzijds was hij soms in zijn hekeldichten zeer liefdeloos; enerzijds aanvaarde hij wel
gezag anderzijds kwam hij in verzet
wanneer de vrijheid aangetast dreigde te worden.
Deze tegenstellingen zie je terug in het
werk van Vondel. Zijn werk kenmerkt zich bijvoorbeeld door:
a) Renaissancistische pracht en
beweeglijke elementen uit de
Barok gecombineerd met de
geestelijke traditie van de Middeleeuwen.
b) Zijn drama’s zijn naar de vorm
klassiek maar naar de inhoud christelijk.
c) Hij kiest altijd partij
voor diegenen die onrecht aangedaan wordt.
Slide 5 - Slide
Vondel's Lyriek
Gelegenheidsgedichten
Historische gedichten
Hekelgedichten
Natuurgedichten
Reyen
Gelegenheidsgedichten, geschreven naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis, gelegenheid.
Historische gedichten, dat zijn
gelegenheidsgedichten geschreven naar aanleiding van een of ander historisch feit.
Hekeldichten, vooral geschreven
naar aanleiding van de godsdiensttwisten, de terechtstelling van Oldenbarnevelt en de aanslag van Willem II op Amsterdam in 1650.
Natuurdichten, deze heeft hij
nauwelijks geschreven, hooguit Wiltzangk kun je daartoe rekenen
Reyen, deze reien uit de drama’s
mogen tot de lyriek gerekend worden omdat daarin sprake is van gevoelens en gedachten die geuit worden. Bijvoorbeeld in het eerste bedrijf van Lucifer.
Slide 6 - Slide
Vondel's dramatiek
Klassiek en actueel
Kenmerken klassiek drama
Bijbel en geschiedenis
Lucifer
Het drama was in de 17de eeuw erg
belangrijk omdat in deze kunstvorm ook actuele gebeurtenissen uitgebeeld konden worden. Vondel heeft 32 drama’s geschreven, waarvan 8 vertalingen van
klassieke werken waren. Het klassieke
drama zie je dus veel terug in Vondels drama.
Het klassieke drama kenmerkt zich door
de volgende elementen:
a) Indeling in 5 bedrijven, waarvan de
eerste vier besloten worden door een rei.
b) Eenheid van plaats, tijd en
handeling.
c) Een doorlopend ernstig en uiterlijk
statisch karakter; de optredende
figuren zijn steeds hooggeplaatste
personen.
Wat de inhoud betreft heeft de Bijbel
voor Vondel een belangrijke betekenis gehad, naast de historie (soms ook de mythologie) een rol, en slechts af en
toe de pastorale.
Het treurspel Lucifer wordt door velen
als het hoogtepunt van het werk van Vondel beschouwd maar ook als het hoogtepunt van het hele 17de-eeuwse drama. Het treurspel Lucifer begint met
de beschrijving van het aardse paradijs
en het eerste mensenpaar door Apollion, een beschrijving waarui als direct de jaloersheid van de engelen Appolion, Belial en Belzebub blijkt, vooral als ze vernemen van de levensboom. Door de verhevenheid van de stof, maar ook door de
prachtige wijze waarop Vondel het
gegeven behandelt, is Lucifer een van de hoogtepunten van de wereldliteratuur, als lezer/toeschouwer
word je meegesleept in de diepe
tragiek van de val van Lucifer.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
De Amsterdamse Schouwburg
een nieuw fenomeen
kunst en vliegwerk
spektakelstukken
Er werd al eeuwenlang toneel gespeeld, maar nog nooit was er in de Zuidelijke of Noordelijke Nederlanden een theater gebouwd. Voor Amsterdam ontwierp architect Jacob van Campen een gebouw met moderne snufjes, zoals draaibare decorschermen en een liftmachine. De naam Schouwburg werd door Vondel bedacht, een nieuw Nederlands woord dat letterlijk ‘kijkplaats’ betekende. Met dit theater kon de stad pronken. Er waren twee voorstellingen per week, die gemiddeld 500 mensen trokken. Een toegangskaartje kostte tussen zes en twaalf stuivers (nu zou dat ongeveer 10 tot 20 euro zijn); de opbrengst ging, na aftrek van de kosten, naar de armenzorg in de stad.
Als men het heeft over Kunst & Vliegwerk in relatie tot de Burgerlijke cultuur van Nederland in de zeventiende eeuw, doelt men op de toneelterm voor apparatuur en machines die het mogelijk maken allerlei kunstgrepen uit te voeren op het toneel. De nieuwe schouwburg bood de mogelijkheid om met allerlei verschillende toneelmachines te zorgen voor ‘special effects’.
Met de nieuwe toneelkunst kwamen ook de nieuwe spectaculaire visuele effecten opzetten. Een woud werd nu niet meer vormgegeven middels wat takken en aarde op het toneel, maar men probeerde alles zo realistisch mogelijk na te bootsen. Dit deed men door op een schitterende wijze de decors te schilderen in een zogenaamde eenheidsperspectief met een centraal verdwijnpunt. Verder maakte men gebruik van verlichting, rook, vuur en water waardoor men een illusionaire wereld opriep.
Slide 9 - Slide
Dans in de 17e eeuw in de Nederlanden
Calvinisme
Stadhouder-koning Willem III
Dans voor de burger
Vanwege het calvinisme in Nederland,
werd de danskunst minder ontwikkeld dan in andere landen van Europa. Opera en ballet werden door de protestanten met
afkeurende blik bekeken: de gereformeerde kerk vereenzelvigde deze
uitingen met plezier en lol (uitsluitend vermaak dus, en geen ‘ter lering en vermaak’) en dat kon niet vond men in het
serieuze, ernstige toneel. Soms zijn er wat dansscènes in toneelstukken maar de dans- en toneelrollen worden vertolkt door dezelfde acteurs. Een opleiding voor danstheater en ballet ontbreekt.
Pas aan het einde van de 17e eeuw komt er wat leven in de brouwerij op het gebied van dans. Stadhouder-koning Willem III organiseert dan enkele grote hoffeesten en stimuleert opvoeringen van Franse opera’s.
Willem spiegelt zich graag aan buitenlandse vorsten en daardoor kregen deze vormen van vermaak weer wat meer kans. Met een oog gericht op de optredens van Lodewijk XIV in het Ballet de la Nuit, wordt aan het hof in Den Haag het Ballet de la Paix opgevoerd, naar Frans voorbeeld. Willem zelf treedt, in navolging van Lodewijk ook op in een drietal rollen bij dit ballet.
In Frankrijk en Italië werd vooral aan de hoven gedanst, in Nederland was het meer een aangelegenheid van burgers. Beïnvloed door rondtrekkende komedianten vormden zich dansgroepen die ook elders in Europa optraden. Rijke kooplieden namen dansles om aanzien te verwerven, in navolging van de traditie aan het Franse hof. Zij gaven bals waarvoor ze elkaar uitnodigden. Deze ontwikkeling werd
door de calvinistische predikanten ten strengste veroordeeld. Dansen was zinnelijk. Er verschenen polemische geschriften en plakkaten tegen de dans. Toch lieten de dansers zich niet uit het veld slaan en een officieel verbod op dansen is er nooit van gekomen.
Slide 10 - Slide
Bekijk!
Slide 11 - Slide
Hiernaast zie je het schilderij De Rederijkers (1655) van Jan Steen. Het stelt de leden van de rederijkerskamer 'de Egelantier' voor. In het schilderij wordt een belangrijke bezigheid van het gezelschap verbeeld.
Noem deze bezigheid van de rederijkers en geef aan hoe Steen ernaar verwijst in dit schilderij.