27-9-2024 uitspraak ch en g + duzen und Siezen

DEUTSCH
 Willkommen im Deutschunterricht     
- Handy  in der Tasche
- Kauwgummi  ausspucken
- Bücher auf dem Tisch
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

DEUTSCH
 Willkommen im Deutschunterricht     
- Handy  in der Tasche
- Kauwgummi  ausspucken
- Bücher auf dem Tisch

Slide 1 - Slide

SERVUS WIEN!

Slide 2 - Slide

der Unterrichtsplan
Rückblick " der dritte Fall"
Aufg. 9,10 en 12  (11) korrigieren
Kapitel 4
Lektion 2 Aufg. 1,2, 3, 5 machen
Grammatik B
Du oder Sie?
Aufg. 8 machen







Slide 3 - Slide

die Lernziele
Je kunt in een zin de derde naamval bepalen.

 Je kunt woorden die met eten en drinken te maken hebben vertalen

Je kunt de ch, en g in Duitse woorden juist uitspreken

Je kunt aangeven wie je met du of wie je met Sie aan moet spreken.



Slide 4 - Slide

Lektion 1 Aufg. 9,10 und 12  korrigieren


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Tipp! Aussprache: Hoe je de ch uitspreekt, hangt van de klank af die voor die ch staat.
Na a, o, u of au (denk aan AUTO) klinkt de ch hard (= ach-Laut): lachen




Na alle andere klinkers spreek je de ch zacht uit (= ich-Laut): mich, leicht
De combinatie chs spreek je uit als ks.
Beispiele: Fuchs, Dachs, Wechsel, sechs


In de lettergreep –ig wordt de g aan het einde van een woord vaak uitgesproken
als een Nederlandse ch (bijvoorbeeld in het Nederlandse woord 'noch').
Beispiele: König, einig, ruhig, mutig


Slide 7 - Slide

[ich]
[ach]
Op welke plek zit je tong bij het uitspreken van ich en ach?

Slide 8 - Slide




Aufgabe 2 

Slide 9 - Slide

duzen of Siezen?

Slide 10 - Slide

Was ist das?

duzen

Siezen

Slide 11 - Slide

Duzen

= tutoyeren
(Herkenbaar vanuit het Frans?)

= jij (Du) zeggen


* ouders, andere familieleden

* kinderen tot ongeveer 16 jaar

* vrienden, goede kennissen

Slide 12 - Slide

Siezen

= vousvoyeren
(Herkenbaar vanuit het Frans?)

= u (Sie) zeggen

* iedereen boven de 16 jaar

* de personen die niet onder 'duzen' vallen.

* personen die in een organisatie boven je staan

Slide 13 - Slide

Wat zeg je tegen je oma?
A
du
B
Sie

Slide 14 - Quiz

Wat zeg je tegen je leraar?
A
du
B
Sie

Slide 15 - Quiz

Wat zeg je tegen een klant .
A
du
B
Sie

Slide 16 - Quiz



                                                             

                               Hausaufgaben:  Lektion 2 Aufg. 1,2, 3, 5                                 machen  Grammatik B Du oder Sie?

                               Aufg. 8


                               Leren Lernbox Lektion 2 DU --> NL

                               Leren Grammatica B blz. 20


Slide 17 - Slide