Les 9: Leesvaardigheid

1 / 18
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

We starten in 5 minuten met de les.

Slide 2 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
A. Opstarten: les en absentie
B. Oefenen: leesvaardigheid
 C. Oefenen: Woordenschat 
D.  Afsluiting 




Después de la clase...
  • heb je geoefend met leesvaardigheid



 

Los deberes para la próxima clase:
Leren: Bron B, C en D pagina 48 & 49


Lesprogramma

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Structuurwoorden

Slide 6 - Slide

1. Informatieve tekst (Texto informativo):
• Deze teksten bevatten feitelijke informatie over een onderwerp.
• Leerlingen moeten hoofdgedachten identificeren, belangrijke details begrijpen en informatie kunnen samenvatten.

2. Opinietekst (Texto de opinión):
• In opinieteksten geven auteurs hun mening over een bepaald onderwerp.
• Leerlingen moeten de standpunten van de auteur herkennen, argumentatie begrijpen en kritisch denken toepassen.

3. Interview (Entrevista):
• Interviews zijn gesprekken met personen over diverse onderwerpen.
• Leerlingen moeten de vragen en antwoorden begrijpen, belangrijke informatie uit de interviews halen en de strekking van het gesprek identificeren.

Tekstsoorten

Slide 7 - Slide

4. Recensie (Reseña):
• Recensies geven een beoordeling van bijvoorbeeld boeken, films, of restaurants.
• Leerlingen moeten de kritische evaluatie van de auteur begrijpen, inclusief positieve en negatieve aspecten.
5. Instructietekst (Texto instructivo):
• Instructieteksten geven stapsgewijze aanwijzingen voor een bepaalde taak of activiteit.
• Leerlingen moeten de instructies begrijpen en kunnen aangeven welke stappen moeten worden gevolgd.
6. Wetenschappelijke tekst (Texto científico):
• Wetenschappelijke teksten bevatten informatie over onderzoek en wetenschappelijke ontdekkingen.
• Leerlingen moeten wetenschappelijke concepten begrijpen, onderzoeksmethoden identificeren en conclusies interpreteren.

Tekstsoorten

Slide 8 - Slide

1. Meerkeuzevragen (Multiple Choice):
• Leerlingen krijgen een stuk tekst en moeten kiezen uit verschillende opties welk antwoord het meest geschikt is.
• Aanpak: Lees de vraag zorgvuldig en bekijk alle opties voordat je een keuze maakt. Elimineer eerst onjuiste antwoorden om de kans op succes te vergroten.
2. Waar/Niet waar-vragen (True/False):
• Leerlingen krijgen beweringen over de tekst en moeten bepalen of deze waar (vermeld in de tekst) of niet waar (niet vermeld in de tekst) zijn.
• Aanpak: Lees de beweringen en de relevante delen van de tekst zorgvuldig door om te controleren of ze overeenkomen. Wees op je hoede voor subtiliteiten.
3. Gatentekst-vragen (Cloze):
• Leerlingen krijgen een tekst waarin bepaalde woorden of zinnen ontbreken. Ze moeten de ontbrekende elementen invullen op basis van de context.
• Aanpak: Lees de tekst eerst in zijn geheel om de context te begrijpen. Probeer dan in te schatten welke woorden of zinnen passen op basis van de betekenis en grammaticale structuur.
4. Open vragen (Open-ended):
• Leerlingen moeten uitgebreid antwoorden geven op vragen over de tekst, meestal in complete zinnen.
• Aanpak: Lees de vraag zorgvuldig en baseer je antwoord op specifieke details en informatie uit de tekst. Gebruik correcte grammatica en structuur.

Vraagsoorten

Slide 9 - Slide

4. Open vragen (Open-ended):
• Leerlingen moeten uitgebreid antwoorden geven op vragen over de tekst, meestal in complete zinnen.
• Aanpak: Lees de vraag zorgvuldig en baseer je antwoord op specifieke details en informatie uit de tekst. Gebruik correcte grammatica en structuur.

5. Koppelvragen (Matching):
• Leerlingen moeten bijvoorbeeld gegeven zinnen of termen koppelen aan bijpassende betekenissen of personages.
• Aanpak: Bestudeer de opties en de tekst goed om de juiste koppelingen te maken. Lees de instructies nauwkeurig om te begrijpen hoe de koppelingen moeten worden gemaakt.


Vraagsoorten

Slide 10 - Slide

4. Open vragen (Open-ended):
• Leerlingen moeten uitgebreid antwoorden geven op vragen over de tekst, meestal in complete zinnen.
• Aanpak: Lees de vraag zorgvuldig en baseer je antwoord op specifieke details en informatie uit de tekst. Gebruik correcte grammatica en structuur.

5. Koppelvragen (Matching):
• Leerlingen moeten bijvoorbeeld gegeven zinnen of termen koppelen aan bijpassende betekenissen of personages.
• Aanpak: Bestudeer de opties en de tekst goed om de juiste koppelingen te maken. Lees de instructies nauwkeurig om te begrijpen hoe de koppelingen moeten worden gemaakt.


Vraagsoorten

Slide 11 - Slide

6. Inferentievragen:
• Leerlingen moeten conclusies trekken op basis van informatie in de tekst, in plaats van dat het antwoord rechtstreeks in de tekst staat.
• Aanpak: Identificeer de belangrijkste informatie in de tekst en probeer te begrijpen wat er impliciet wordt gesuggereerd. Gebruik contextuele aanwijzingen om tot een logische conclusie te komen.
7. Samenvattingsvragen:
• Leerlingen moeten de belangrijkste punten of de kerngedachte van de tekst samenvatten.
• Aanpak: Lees de tekst grondig en markeer de belangrijkste informatie. Probeer de tekst vervolgens in je eigen woorden samen te vatten zonder onnodige details op te nemen.
8. Woordenschatvragen:
• Leerlingen moeten de betekenis van specifieke woorden of uitdrukkingen in de tekst bepalen.


Vraagsoorten

Slide 12 - Slide

  • Lees de instructies grondig: Begin altijd met het lezen van de instructies en de opgaveomschrijving. Zorg ervoor dat je begrijpt wat er van je wordt verwacht, zoals het aantal vragen dat je moet beantwoorden en of er multiple-choice, open vragen of een combinatie van beide zijn.
  • Lees de tekst eerst snel door: Lees de gegeven tekst eerst snel door om een algemeen begrip te krijgen van het onderwerp en de structuur. Dit helpt je om te anticiperen op wat je kunt verwachten.
  • Markeer belangrijke informatie: Tijdens de tweede lezing markeer je belangrijke informatie, zoals namen, data, locaties en kernideeën. Dit zal je helpen bij het snel teruggrijpen naar relevante details tijdens het beantwoorden van vragen.
  • Vraag jezelf af wat er wordt gevraagd: Lees elke vraag zorgvuldig en identificeer het specifieke aspect van de tekst waarop de vraag betrekking heeft. Dit helpt je om gerichter te zoeken naar de juiste informatie.
  • Beantwoord eerst de gemakkelijke vragen: Begin met de vragen waarvan je zeker weet dat je het antwoord weet. Dit geeft je vertrouwen en bespaart tijd.



Aanpak

Slide 13 - Slide

  • Lees de relevante passage opnieuw: Als je twijfelt over het antwoord op een vraag, ga dan terug naar de tekst en lees het betreffende gedeelte opnieuw. Zorg ervoor dat je het antwoord baseert op de tekst en niet op aannames.
  • Gebruik contextuele aanwijzingen: Kijk naar de context van de tekst om de betekenis van moeilijke woorden of zinnen te begrijpen. Vaak kun je de betekenis afleiden op basis van de omringende zinnen.
  • Controleer je antwoorden: Als je klaar bent met het beantwoorden van alle vragen, neem dan de tijd om je antwoorden te controleren. Controleer of je duidelijk en volledig hebt geantwoord en of er geen grammaticale of spellingfouten zijn.
  • Blijf rustig en gefocust: Probeer kalm te blijven en laat je niet overweldigen door de tijdsdruk. Blijf gefocust op de taak en vertrouw op de vaardigheden die je hebt opgebouwd tijdens je studie.

Aanpak

Slide 14 - Slide


Wat heb je van 
deze les geleerd?

Slide 15 - Open question


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Los deberes


A. Leren:
Vocabulario B en C pagina 52 Vocabulario D
B. Maken: Opdracht 27 a / b / c en d Pagina 30, 31 en 32

Slide 17 - Slide

 ¡Adiós!

Slide 18 - Slide