Pathologie en Farmacologie

Pathologie en preventie
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingHBOStudiejaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Pathologie en preventie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Borderline is een persoonlijkheid stoornis?

A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een kenmerk van borderline?
A
Altijd kalm
B
Geen empathie
C
Hallucinaties
D
Emotionele instabiliteit

Slide 3 - Quiz

Emotieregulatiestoornis (ERS)
Borderline symptomen zijn:
Problemen om emoties te reguleren
Impulsiviteit
Moeilijkheden in relaties met anderen
Welke symptomen zijn typisch voor COPD?
A
Koorts, huiduitslag
B
Cyanose, long oedeem
C
Kortademigheid, Chronische hoest
D
petechiën, hoge bloeddruk

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Welke behandelingen worden bij
COPD voorgeschreven?

Slide 5 - Mind map


Bij patiënten met Chronische Obstructieve Longziekte (COPD) worden verschillende behandelingen ingezet, afhankelijk van de ernst van de aandoening, de symptomen en het stadium van de ziekte. De belangrijkste behandelingen zijn gericht op het verminderen van symptomen, verbeteren van de longfunctie, voorkomen van exacerbaties en verbeteren van de kwaliteit van leven. Hier zijn de meest voorkomende behandelingen:

1. Medicatie
Bronchodilatoren:
Kortwerkende (SABA, SAMA): Bijvoorbeeld salbutamol (Ventolin) of ipratropium.
Langwerkende (LABA, LAMA): Bijvoorbeeld tiotropium (Spiriva) of salmeterol.
Deze medicijnen ontspannen de spieren rondom de luchtwegen en verbeteren de luchtstroom.

Inhalatiecorticosteroïden (ICS):
Verminderen ontsteking in de luchtwegen.
Vaak gebruikt in combinatie met LABA voor patiënten met frequente exacerbaties.
Combinatietherapieën:
ICS + LABA of LABA + LAMA worden vaak voorgeschreven.
Fosfodiësterase-4-remmers (bij ernstige COPD met chronische bronchitis):
Zoals roflumilast, om ontsteking te verminderen.
Mucolytica:
Helpen slijm in de luchtwegen te verminderen en makkelijker op te hoesten.
2. Zuurstoftherapie
Wordt voorgeschreven aan patiënten met ernstige hypoxemie (laag zuurstofgehalte in het bloed).
Zuurstof kan thuis gebruikt worden, vaak langdurig (>15 uur per dag).
3. Pulmonale Revalidatie
Een multidisciplinaire aanpak die fysiotherapie, ademhalingsoefeningen, voedingsadvies en psychologische ondersteuning combineert.
Gericht op het verbeteren van fysieke conditie en het leren omgaan met de ziekte.
4. Stoppen met roken
Het belangrijkste om de progressie van COPD te vertragen.
Hulpmiddelen zoals nicotinevervangende therapieën of medicijnen (zoals varenicline of bupropion) worden vaak aangeboden.
5. Vaccinaties
Jaarlijkse griepvaccinatie en pneumokokkenvaccinatie worden aanbevolen om infecties te voorkomen die COPD kunnen verergeren.
6. Antibiotica
Ingezet bij acute exacerbaties die veroorzaakt worden door bacteriële infecties.
7. Longvolume-reducerende procedures (bij ernstig COPD)
Chirurgisch: Longvolume-reductie chirurgie (LVRS) voor patiënten met ernstig longemfyseem.
Endobronchiale technieken: Bijvoorbeeld met ventielen of coils.
8. Longtransplantatie
Bij jonge patiënten met ernstig eindstadium COPD en geen andere behandelmogelijkheden.
9. Leefstijlinterventies
Voedingsadvies: Om ondervoeding of obesitas te voorkomen.
Fysieke activiteit: Regelmatige beweging om spiermassa te behouden en conditie te verbeteren.
Welke preventie methoden kun je inzetten om een delier te voorkomen?

Slide 6 - Open question

1. Risicofactoren minimaliseren
Hydratatie: Zorg voor voldoende vochtinname om uitdroging te voorkomen.
Voeding: Bied een evenwichtige voeding om ondervoeding te vermijden.
Slaap: Creëer een rustige omgeving voor een goede nachtrust.
Pijnbestrijding: Behandel pijn adequaat om stress en verwarring te beperken.
Infecties: Voorkom of behandel infecties tijdig (bijv. urineweginfecties, longontstekingen).
Medicatie: Vermijd of minimaliseer het gebruik van middelen die een delier kunnen veroorzaken, zoals benzodiazepines, opioïden of anticholinergica. 

2. Omgevingsaanpassingen
Oriëntatie: Zorg dat de patiënt een klok, kalender en persoonlijke voorwerpen in de kamer heeft om de tijd en omgeving beter te begrijpen.
Verlichting: Gebruik goede verlichting, vooral overdag, om desoriëntatie te voorkomen.
Communicatie: Praat op een rustige, duidelijke manier en herhaal belangrijke informatie indien nodig.
Hulpmiddelen: Zorg dat bril, gehoorapparaten en gebitsprothesen beschikbaar en functioneel zijn. 

3. Cognitieve en fysieke stimulatie
Mentale activiteiten: Stimuleer cognitieve functies met eenvoudige gesprekken, puzzels of muziek.

Beweging: Moedig patiënten aan om regelmatig te bewegen of te mobiliseren, indien mogelijk.

Sociale interactie: Beperk eenzaamheid door regelmatige bezoeken van familie of zorgverleners.

4. Medisch beleid
Screening: Voer een risicoanalyse uit bij opname in het ziekenhuis of verzorgingshuis, bijvoorbeeld met de Delirium Observation Screening Scale (DOSS).
Vroegtijdige herkenning: Monitor patiënten met verhoogd risico nauwkeurig om tekenen van een delier vroeg te signaleren.
Vermijden van onnodige medische ingrepen: Minimaliseer belastende procedures of gebruik geruststellende technieken.

5. Training van zorgverleners en mantelzorgers
Educatie: Zorgverleners en familie moeten goed geïnformeerd zijn over de risicofactoren en vroege symptomen van een delier.
Non-farmacologische interventies: Leer zorgverleners hoe ze met verwarring of agitatie kunnen omgaan zonder direct medicatie toe te passen
Bij zorgvragers met dementie wordt meestal vraag gestuurde zorg gegeven?
A
Juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Vraaggestuurde zorg
Definitie: De zorg wordt gestuurd door de vraag van de cliënt. Dit betekent dat de zorgverlener zich aanpast aan de specifieke wensen en behoeften die door de cliënt worden geuit.
Focus: De nadruk ligt op het leveren van zorg op verzoek van de cliënt. De zorg wordt "gestuurd" door wat de cliënt nodig heeft of vraagt.
Kenmerken:
De cliënt heeft een grote mate van controle over wat er gebeurt.

Persoonsgerichte zorg
Definitie: Een holistische benadering waarbij niet alleen naar de fysieke behoeften wordt gekeken, maar ook naar emotionele, sociale en persoonlijke waarden van de cliënt.
Focus: Het gaat om de hele persoon, inclusief hun levensverhaal, voorkeuren en doelen, in plaats van alleen de vraag of het probleem
wat is een feit over diabetes type 1?
A
Type 1 is een auto-immuun ziekte
B
De meeste mensen hebben diabetes type 1
C
Vaak medicatie gebruik zoals metformine.
D
Je lichaam maakt te weinig insuline aan

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Patiënt, 35 jaar, bekend met diabetes type 1. Glucose waarde 23 mmol/L. De arts zegt: spuit 10 EH extra insuline. Van welk van de onderstaande middelen bedoeld de arts?
A
Levemir
B
Novorapid
C
Metformine
D
Lantus

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Toedienen: 26 IE insuline
Voorraad: 100 IE / ml
Hoeveel ml ga je toedienen?
A
0.26 ml
B
2.6 ml
C
3,8 ml
D
0.45 ml

Slide 10 - Quiz

100 IE = 1 ml
26 IE : 100 IE= 0.26 ml 
Exacerbatie van COPD betekent dat de klachten onder controle zijn?
A
Juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Waardoor kan een exacerbatie bij COPD ontstaan?
Noem twee voorbeelden

Slide 12 - Open question

Enkele van de factoren die tot een exacerbatie kunnen leiden, zijn onder meer:
Een bacteriële, virale of schimmelinfectie van de longen (zoals bacteriële longontsteking)
Blootstelling aan dampen, sigarettenrook of luchtvervuiling
Allergenen in de lucht zoals stof, pollen en huidschilfers van huisdieren.
Onbekende oorzaak (E.C.I- E causa ignota).

Welke patiënt heeft een minder verhoogd risico op het krijgen van een pneumonie?
A
Dhr. Jansen, 56 jaar, met gebroken ribben na een avondje karten
B
mw. Peters,85 jaar, bekend met COPD gestopt met roken
C
Dhr. Martens, 23 jaar , met een gebroken enkel op de orthopedie afdeling
D
Mw. Kruiswijk, 45 jaar, krijgt chemotherapie i.v.m. borstkanker.

Slide 13 - Quiz

B: ouderdom en COPD geeft een verhoogde kans omdat de trilhaartjes minder goed werken. Micro organismen dringen dan makkelijker door in de dieper gelegen longblaasjes.

D: Chemotherapie zorgt voor vermindering van de weerstand. witte bloedcellen dalen waardoor kans op infectie toeneemt.
Jochem 7 jaar heeft problemen met praten, hij praat soms snel en warrig, heeft moeite met het maken van kleine bewegingen en hij vindt het erg moeilijk om met veranderingen om te gaan. Bij welk ziektebeeld past dit het beste?
A
ADHD
B
Autisme
C
Fragiele x Syndroom
D
Syndroom van Down

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Lisa is een meisje van 4 jaar oud. Rond haar 18e maand merkten haar ouders echter dat Lisa niet meer vooruitging in haar ontwikkeling. Nu kan ze niet meer praten, heeft last van hyperventilatie en heeft twee maal een epileptische aanval gehad.
Van welke ziekte zijn dit de symptomen?
A
CVA
B
Fragiele X syndroom
C
Parkinson
D
RETT syndroom

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Het RETT syndroom ontstaat door een genetische afwijking?
A
Juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Jan, een gezonde man van 52 jaar, werkte als timmerman en was altijd fysiek actief. Twee maanden geleden kreeg hij een ernstig verkeersongeluk waarbij hij een traumatisch hersenletsel opliep na een harde klap op zijn hoofd. Hij was enkele dagen buiten bewustzijn en lag twee weken op de intensive care.
Welk ziektebeeld heeft Jan opgelopen?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Emma, een 26-jarige studente, is bekend met de ziekte van Crohn. Ze heeft de afgelopen maanden last gehad van aanhoudende buikpijn en diarree. Ze voelde zich vaak moe en had geen eetlust, waardoor ze in korte tijd 8 kilo is afgevallen. Ze heeft op dit moment zo'n buikpijn dat de arts besluit haar op te nemen op de afdeling MDL.
Welke verpleegkundige observaties en interventies voer je uit?

Slide 18 - Open question

Monitoring van symptomen/ interventies:

Frequentie, consistentie en kleur van de ontlasting (bijv. diarree, bloed of slijm).
Mate van buikpijn (via pijnscores) en lokalisatie.
Tekenen van gewichtsverlies en ondervoeding. Invullen snaq scorelijst/ vocht/voedingsbalans. wegen
Vermoeidheid en energieniveau.

Controle van vitale functies:

Verhoogde temperatuur (koorts) als teken van een ontsteking of infectie. 

Voedingstoestand:

Observatie van eetlust, voedselinname en tekenen van voedingsstoffentekorten zoals bleekheid, haaruitval of broze nagels. 

Complicaties van de ziekte:

Tekenen van fistels, abcessen of darmobstructie (bijvoorbeeld misselijkheid, braken of een opgeblazen buik).
Ontstekingen buiten de darm, zoals gewrichtspijn, huiduitslag of oogirritatie.

Effect van medicatie:

Bijwerkingen van ontstekingsremmers, immunosuppressiva of biologische medicatie (bijv. infecties, leverproblemen, of allergische reacties) 

Psycho-educatie:

Uitleg geven over de ziekte en het belang van therapietrouw.
Ondersteunen bij het herkennen van triggers die een opvlamming kunnen veroorzaken (zoals bepaalde voedingsmiddelen of stress).
Advies over het aanpassen van de levensstijl, zoals stoppen met roken
Onder welke preventie vorm valt het uitvoeren van preventieve medische controles bij mensen met een voorgeschiedenis van hart en vaatziekten?
A
Universele preventie
B
Selectieve preventie
C
geïndiceerde preventies
D
zorg gerelateerde preventie

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm van preventie;
wondzorg en huid controle bij diabetes patiënten om diabetische
voetulcera te voorkomen
A
Universele preventie
B
Selectieve preventie
C
geïndiceerde preventie
D
Zorg gerelateerde preventie

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Bevordering van veilig seksueel gedrag – Informatie en voorlichting over veilige seks, condoomgebruik en voorlichting over Soa's.
Is dit een vorm van primaire, secundaire of tertiaire preventie?
A
primair
B
secundair
C
Tertiaire

Slide 21 - Quiz

1. Primaire preventie
Dit is preventie gericht op het voorkomen van ziekte of gezondheidsproblemen voordat deze zich ontwikkelen. Het richt zich op gezonde mensen zonder symptomen of risicofactoren
Gezondheidszorg voor mensen met diabetes – Monitoren van bloedsuikerspiegels en behandeling van mogelijke complicaties zoals diabetische retinopathie of neuropathie bij mensen met diabetes type 1 of type 2.

A
Primair
B
Secundair
C
Tertiaire

Slide 22 - Quiz

3. Tertiaire preventie
Dit richt zich op het verminderen van de gevolgen van een bestaande ziekte, het voorkomen van verdere complicaties en het verbeteren van de kwaliteit van leven bij mensen die al een chronische ziekte of aandoening hebben
Screening op diabetes type 2 – Voorlichting en tests voor mensen met overgewicht of een verhoogd risico op diabetes, bijvoorbeeld door middel van een glucose-intolerantietest.

A
Primair
B
Secundair
C
Tertiaire

Slide 23 - Quiz

2. Secundaire preventie
Dit richt zich op het vroegtijdig opsporen van ziekten of risicofactoren bij mensen die mogelijk een verhoogd risico hebben of symptomen vertonen, om de ziekte in een vroeg stadium te behandelen