Argumenteren: argumentatiestructuren en -schema's

Uitleg argumentatiestructuren 
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Uitleg argumentatiestructuren 

Slide 1 - Slide

Doelen

  • Je kent de meest gebruikte argumentatiestructuren.
  • Je kan argumentatiestructuren herkennen in een betogende tekst.


Agenda

  • uitleg argumentatiestructuren
  • opdracht maken

Slide 2 - Slide

Argumentatiestructuren

Slide 3 - Slide

Enkelvoudige argumentatie
Een argumentatie die bestaat uit één standpunt en één argument (standpunt > argument).

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 4 - Slide

Onderschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (standpunt > argument > argument).

Zij is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster, want zij heeft ruime ervaring in die branche. Ze heeft namelijk al twee jaar bij een Libris boekhandel gewerkt. 


Slide 5 - Slide

Onderschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (standpunt > argument > argument).

Zij is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster, want zij heeft ruime ervaring in die branche. Ze heeft namelijk al twee jaar bij een Libris boekhandel gewerkt. 


Slide 6 - Slide

Nevenschikkende argumentatie

Bij een onafhankelijk nevenschikkende argumentatie gebruik je twee of meer argumenten. De argumenten zijn gelijkwaardig en kun je onderling van plaats verwisselen.




Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Nevenschikkende argumentatie

Bij een afhankelijke nevenschikkende argumentatie vormen twee deelargumenten samen een argument. De argumenten onderbouwen samen het standpunt. Alleen in combinatie hebben ze kracht (ze zijn van elkaar afhankelijk).




Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wat is een kernzin?

Slide 11 - Open question

Wat zijn deelonderwerpen?

Slide 12 - Open question

Geef voorbeelden van een opsommend signaalwoord.

Slide 13 - Open question

Tekst lezen

Slide 14 - Slide

Aan het werk - havo
Maak opdracht 1 van cursus 3, paragraaf 3. Je mag samenwerken, maar iedereen schrijft / maakt opdracht online.

Klaar? Lees in je leesboek.

Slide 15 - Slide

Aan het werk - vwo
Maak opdracht 1 en 3 van paragraaf 2, cursus 2.
We werken de eerste 10 minuten in stilte.
timer
10:00

Slide 16 - Slide

Lekker lezen
timer
10:00

Slide 17 - Slide

Doelen

  • Je kent de meest gebruikte argumentatieschema's.
  • Je kan een betoog beoordelen op kwaliteit.


Agenda

  • uitleg argumentatieschema's
  • opdracht betoog beoordelen
  • Succescriteria voor betogen bepalen

Slide 18 - Slide

Argumentatieschema's
  1. Oorzaak en gevolg 
  2. Kenmerk of eigenschap
  3. Voor- en nadelen
  4. Voorbeelden 
  5. Vergelijking
  6. Autoriteit 

Slide 19 - Slide

Oorzaak en gevolg
Hij heeft een onvoldoende gehaald 

want hij heeft niet geleerd. 

Slide 20 - Slide

Kenmerk of eigenschap
Dat is een goede zanger

want hij zingt altijd zuiver.

Slide 21 - Slide

Voor- en nadelen
Je moet je huiswerk maken 

want anders zul je nooit een voldoende halen.

Slide 22 - Slide

Voor- en nadelen
Laten we deze zomer op vakantie naar Frankrijk gaan 

want dan hebben we de grootste kans op mooi weer.

Slide 23 - Slide

Voorbeeld
Een topfunctie is haalbaar voor Nederlandse vrouwen 

want Neelie Smit Kroes is jarenlang Eurocommissaris geweest.

Slide 24 - Slide

Voorbeeld
Je kunt best een voldoende halen voor deze toets 

want Johan is het ook gelukt.

Slide 25 - Slide

Vergelijking
Nederland moet meer investeren in duurzaamheid

want Duitsland doet dat ook.

Slide 26 - Slide

Autoriteit
Je mag niet door rood rijden

want dat staat in de wet.

Slide 27 - Slide

Autoriteit
Je moet minimaal twee keer per dag je tanden poetsen 

want dat zegt de tandarts.

Slide 28 - Slide

Welk argumentatieschema wordt gebruikt in de volgende argumentatie?

Slide 29 - Slide

Hoe kun je nou denken dat je een goed cijfer gaat halen? Je bent gisteren pas begonnen met leren.
A
Autoriteit
B
Oorzaak-gevolg
C
Voordelen-nadelen
D
Voorbeeld

Slide 30 - Quiz

Natuurlijk is hij tegen de bio-industrie: hij is vegetariër.
A
Voordelen-nadelen
B
Vergelijking
C
Kenmerk-eigenschap
D
Oorzaak-gevolg

Slide 31 - Quiz

Computergames kunnen een slechte invloed hebben op studieresultaten. Kijk maar naar mijn broertje: door de games komt hij niet meer aan zijn huiswerk toe.
A
Voorbeeld
B
Oorzaak-gevolg
C
Vergelijking
D
Autoriteit

Slide 32 - Quiz

Volgens Johan Cruijff moest Ajax meer investeren in jonge voetballers. Daarom is de jeugdopleiding van de club grondig aangepakt.
A
Voordelen-nadelen
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Autoriteit

Slide 33 - Quiz

Waarom moet ik een briefje halen? Isabelle was de vorige les ook te laat en zij hoefde geen briefje te halen.
A
Oorzaak-gevolg
B
Vergelijking
C
Voorbeeld
D
Autoriteit

Slide 34 - Quiz

Deze supermarkt vindt omzet belangrijker dan dierenleed, want het merendeel van het kippenvlees in de schappen is afkomstig van plofkippen.
A
Oorzaak-gevolg
B
Vergelijking
C
Kenmerk of eigenschap
D
Voordelen-nadelen

Slide 35 - Quiz

Betogen beoordelen
Werk in tweetallen.
1. Benoem van elk betoog 3 goede en / of 3 slechte punten.
2. Welk betoog vinden jullie het best? Waarom?
3. Welk cijfer hebben deze leerlingen gekregen, denk je?

4. Wat zijn volgens jullie belangrijke succescriteria voor een betoog?

Slide 36 - Slide

Duim omhoog - duim omlaag
1. Ik weet wat de kenmerken zijn van een goed betoog. (duim omhoog)
2. Ik weet ongeveer wat een goed betoog is. (duim horizontaal)
2. Betoog? (duim omlaag)

Slide 37 - Slide

Doelen

  • Je kan argumentatiestructuren en -schema's uit een tekst halen.


Agenda

  • lekker lezen
  • opdrachten maken 
  • afsluitende vragen

Slide 38 - Slide

Lekker lezen
timer
10:00

Slide 39 - Slide

Aan het werk - havo
Maak opdracht 1, 2 en 4 van paragraaf 3, cursus 2.

Slide 40 - Slide

Aan het werk - vwo
Maak opdracht 1 t/m 3  van paragraaf 3, cursus 2.
Geef het onderwerp van je speech door.

Slide 41 - Slide

Geef het onderwerp van je speech door.

Slide 42 - Slide


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 43 - Quiz


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 44 - Quiz

Mensen zouden wat meer met de fiets naar hun werk moeten gaan, want dat is goed voor het milieu en het is goed voor hun conditie.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 45 - Quiz

Het is de hoogste tijd dat de lonen van alle Nederlanders omhoog gaan. De president van De Nederlandsche Bank heeft dat laatst ook in een interview gezegd.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 46 - Quiz

Ik denk dat hij zich nauwelijks betrokken voelt bij het bedrijf en zijn collega's. Zo heeft hij zich gisteren ziek gemeld, terwijl hij 's middags wel in de sportschool was.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 47 - Quiz