This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Oefentoets m3b
Koloniale relatie Indonesië-Nederland
Slide 1 - Slide
VOC staat voor
A
Vereniging Oost-Indische Compagnie
B
Verenigde Oost-Indie Compagnie
C
Verenigde Oost-Indische Compagnie
D
Verenigde Oost-Indische Campagne
Slide 2 - Quiz
Wat betekent het woord handelsmonopolie?
A
De vorst levert de specerijen aan Nederland
B
Nederland heeft als enige het recht om met deze vorst te handelen
C
De vorst mag met iedereen handelen met wie hij wilt
D
De prijs van het product hang af van de vraag
Slide 3 - Quiz
De VOC verhandelde vooral
A
Slaven
B
Aardappels
C
Kruiden
D
Maïs
Slide 4 - Quiz
Welke Nederlander bereikte uiteindelijk Indië?
A
Cornelis de Houtman
B
Jan Huygen van Linschoten
C
Michiel de Ruyter
D
Willem Barentsz
Slide 5 - Quiz
Waar groeien specerijen?
A
In landen met een koud klimaat
B
In landen met een woestijn klimaat
C
In landen rond de evenaar
D
In landen waar het veel regent
Slide 6 - Quiz
Waarom greep men met geweld in op de Banga-eilanden? (Jan-Pieterzoons Coen)
A
inwoners kwamen in opstand
B
Inwoners gebruikte geweld tegen de Nederlandens
C
Inwoners verkochten goederen aan andere landen
D
Inwoners hielden zich niet aan de regels van de Nederlanders
Slide 7 - Quiz
Welke producten werden in het cultuurstelsel verbouwd?
A
koffie en thee
B
specerijen, tabak en indigo
C
koffie, thee en specerijen
D
tabak, koffie en zout
Slide 8 - Quiz
Hoe groot was het percentage dat de boeren van hun land moesten gebruiken voor het cultuurstelsel?
A
20
B
30
C
40
D
50
Slide 9 - Quiz
Welk bedrijf was verantwoordelijk voor het cultuurstelsel
A
VOC
B
HMA
C
VED
D
NHM
Slide 10 - Quiz
Goed of fout? Het cultuurstelsel werd in heel Nederlands-Indië ingevoerd.
A
Goed
B
Fout
Slide 11 - Quiz
Op welk eiland werd het cultuurstelsel ingevoerd?
A
Sumatra
B
Java
C
Bali
D
Molukken
Slide 12 - Quiz
Op welke manier gingen de Nederlanders met het bestuur van Java om?
A
Ze ontsloegen de meeste vorsten en zetten er nieuwe Javaanse vorsten voor in de plaats.
B
Ze ontsloegen de meeste vorsten en zetten er nieuwe Nederlandse ambtenaren voor in de plaats.
C
Ze lieten het grotendeels intact en plaatsen er een Nederlandse bestuur naast en boven.
D
Ze haalden het hele inheemse bestuur weg en plaatsten er een Nederlands bestuur.
Slide 13 - Quiz
Een groep leden van de Tweede Kamer vond halverwege de 19e eeuw dat de Nederlandse regering moest stoppen met het Cultuurstelsel. Deze groep wilde dat zelfstandige ondernemers een bedrijf in Indonesië konden beginnen. Hoe noemen we deze groep?
A
liberalen
B
communisten
C
socialisten
D
confessionelen
Slide 14 - Quiz
Wat was voor Nederland een reden om rond 1870 zijn grondgebied in Indonesië uit te breiden?
A
Nederland wilde de slavenhandel uitbreiden.
B
Nederland wilde er gevangenen naar toe kunnen sturen.
C
Nederland wilde het Cultuurstelsel uitbreiden.
D
Nederland wilde meer macht en aanzien krijgen in de wereld.
Slide 15 - Quiz
Welke maatregel hoort niet bij de ethische politiek.
A
Vaccinaties
B
Irrigatie landbouw
C
Onderdrukking nationalisme
D
Medische hulpposten
Slide 16 - Quiz
Wat was een onbedoeld effect van de ethische politiek?
A
Aanleggen van infrastructuur
B
Meer winst in de landbouw
C
De Japanse aanval
D
Opkomend nationalisme
Slide 17 - Quiz
Wat mocht de Volksraad doen?
A
Beslissingen nemen
B
De financiën beheren
C
Adviezen geven
D
De hoofdstad besturen
Slide 18 - Quiz
Hoe heette de partij van Soekarno en Hatta?
A
Partai Nasional Indonesia (PNI)
B
Trots Op Nederlands-Indië (TONI)
C
De Volksraad
D
Nasional Partai Indonesia (NPI)
Slide 19 - Quiz
Waarom zagen veel Nederlanders Soekarno als een landverrader?
A
Soekarno werkte samen met de Duitsers
B
Soekarno werkte samen met de Amerikanen
C
Soekarno werkte samen met de Japanners
D
Soekarno werkte samen met de Javanen
Slide 20 - Quiz
Waarom kregen de Japanse bezetters de steun van Soekarno?
A
Soekarno hoopte met hulp van Japan het eiland Java te bezetten
B
Soekarno hoopte dat de Japanners Indonesië onafhankelijk zou geven
C
De Japanners besloten in 1942 dat Indonesië onafhankelijk werd
D
De Japanners behandelden de Indonesische bevolking goed
Slide 21 - Quiz
Wat gebeurde er met de Nederlanders na de bezetting van Nederlands-Indië?
A
Werden teruggestuurd naar Nederland
B
Werden verscheept naar Australië
C
Werden in kampen vastgezet
D
Werden toegevoegd aan het Japanse leger
Slide 22 - Quiz
Wie verklaart Indonesië onafhankelijk?
A
Koningin Wilhelmina
B
Soekarno
C
Hatta
D
Keizer Hirohito
Slide 23 - Quiz
Wat werd er afgesproken bij het akkoord van Linggadjati?
A
Dat Indonesië direct onafhankelijk zou worden.
B
Dat Indonesië nooit onafhankelijk zou worden.
C
Dat Indonesië en Nederland samen een federatie zouden worden.
D
Dat Indonesië een federatie zou worden.
Slide 24 - Quiz
Wat zijn politionele acties?
Wat zijn politionele acties?
A
Acties van Nederland om te voorkomen dat Indonesië onafhankelijk werd.
B
Acties van Japan een nieuwe poging te doen om Nederlands-Indië in te nemen.
C
Acties van Nederlands-Indië om ervoor te zorgen dat zij onafhankelijk werden.
D
Acties van Duitsland om Japan te gaan helpen in de oorlog.
Slide 25 - Quiz
Waarom werden de Nederlandse, militaire acties, "politionele acties" genoemd?
A
In die tijd werkten leger en politie nauw samen
B
Om de acties minder erg te laten klinken dan ze werkelijk waren
C
Omdat er alleen de orde en rust hersteld werd
Slide 26 - Quiz
Indonesië werd definitief onafhankelijk op
A
25 december 1947
B
26 december 1951
C
27 december 1949
D
1 april 1933
Slide 27 - Quiz
Wat is een ander woord voor onafhankelijkheid van een staat?