3D Dienstag, den 30. Mai 2023 Kapitel 5

Dienstag, den 30. Mai 2023
  • Willkommen
  • Herkansing OVG Mittwoch, den 31. Mai 2023
  • Nachsehen Aufgaben Woche 21
  • Ziele Unterrichtsstunde
  • Lesen
  • Wiederholungsaufgaben
  • Lesstof 
  • Aufgaben Woche 22
  • Zum Schluss

1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Dienstag, den 30. Mai 2023
  • Willkommen
  • Herkansing OVG Mittwoch, den 31. Mai 2023
  • Nachsehen Aufgaben Woche 21
  • Ziele Unterrichtsstunde
  • Lesen
  • Wiederholungsaufgaben
  • Lesstof 
  • Aufgaben Woche 22
  • Zum Schluss

Slide 1 - Slide

Nachsehen Aufgaben Woche 21
Aufgaben 32 + 33 Seite 74        schrift!!!

Slide 2 - Slide

Ziele Unterrichtsstunde:
  • Je kunt de sterke werkwoorden met a en e in de stam in de tegenwoordige tijd gebruiken.
  • Je kent de woorden uit de Lernliste.
  • Je kunt vragen stellen en antwoord geven over de toekomst.
  • Je kunt vragen beantwoorden na het lezen van een tekst.

Slide 3 - Slide

Lesen      Seiten 64-65
Aufgabe 16 übersetzen -> Raad de betekenis van de volgende woorden.

Aufgabe 17 gezamenlijk lezen.
Zelfstandig maken vragen.
timer
1:00

Slide 4 - Slide

Leestoets strategieën:
  • Voor het lezen: vorm een beeld van de tekst. Wat voor type tekst is het?
  • Lees alleen de vragen, niet de antwoorden!!
  • Tijdens het lezen: 1e tekst scimmen, 2e scannen, 3e intensief lezen.
  • De eerste en de laatste zin van een alinea geven vaak belangrijke informatie.
  • Voor het beantwoorden van vragen eerst zelf antwoord bedenken en nog niet de antwoorden lezen!!!
  • Meerkeuze vragen wegstrepen van vragen. Vaak lijken antwoorden veel op elkaar en zijn er antwoorden met klinkklare onzin.
  • Gatentekst: Lees alinea eerst globaal, daarna voor en na het 'gat'. Vertaal de zin. Wat zou je in het Nederlands invullen. Kijk daarna pas na de antwoorden. Leer signaalwoorden met hun functie uit je hoofd!
  • Let bij beweringsvragen (wel/niet vragen) op versterkende woorden zoals: gerade, häufig, immer, je, jeden Tag/Monat/.. . , völlig, ziemlich.
  • Tip: Staat er in de tekst een dubbele punt : dan volgt meestal een antwoord, ditzelfde geldt voor tekst tussen aanhalingstekens “ ” en na een tussenliggend streepje - .

Slide 5 - Slide

Examenteksten lezen

Slide 6 - Slide

Wiederholungsaufgaben
Seiten 136 + 138
Aufgaben 1, 2 und 5

Slide 7 - Slide

Lesstof Kapitel 5 Zukunft:
Lernliste Seite 88 NL -> Duits
Lernliste Seite 89 Duits -> NL

Grammatik Seite 90: A Het steke werkwoord met a in de stam in de tegenwoordige tijd.
Grammatik Seite 90: B Het sterke werkwoord met een e in de stam in de tegenwoordige tijd.

Sprachmittel Seite 73 + 91:
  1. Het kunnen vertalen van zinnen in het Duits.
  2. Het antwoord kunnen geven in het Duits op een Nederlandse vraag.
  3. Van Nederlandse steekwoorden een goed lopende zin kunnen maken in het Duits.

Slide 8 - Slide

Lesen   Seiten 82-84
Aufgabe 45
Waar gaat de tekst over? Wat voor soort tekst? 
Wat doe je voordat je gaat lezen?

Gezamenlijk lezen
Zelfstandig maken
timer
1:00

Slide 9 - Slide

Aufgaben Woche 22:
Leren Lernliste Seite 88 NL-D  + 89 D-NL helemaal
Leren Grammatik Seite 90 + aantekeningen
Leren Sprachmittel Seiten 73 + 91

Maken: 
Aufgaben 8, 9 und 10 Seiten 58-59

Online staat klaar:
  • slim stampen Lernliste + Grammatik Kapitel 5

In teams staat klaar:
links wrts examen idioom (8 idioom oefeningen)
link wrts veel voorkomende vraagzinnen leesteksten

Slide 10 - Slide

Planung:
Iedere les onderdelen gezamenlijk. (uitleg/aantekeningen/nakijken/lezen)

Keuze in de les uit:
  • maken opdrachten/huiswerk
  • leren woordjes K5 ( bijv. slim stampen/blooket)
  • leren grammatica K5 (bijv. slim stampen)
  • lezen cito teksten + nakijken + reflectie
  • leren wrts veel voorkomende woorden (examen idioom) (link in Teams)
  • leren wrts vraagzinnen D->NL (link in Teams)

Slide 11 - Slide

OVG-toets der- en ein-Gruppe:
Wat moet je weten/toepassen:
  • Je kent de der-groep (der, die, das, die (mv) in de 1e 3e en 4e naamval)
  • Je kent de ein-groep (ein, kein, bezittelijke vnw in de 1e 3e en 4e naamval)
  • Je kent de voorzetsels 3e naamval
  • Je kent de voorzetsels 4e naamval
  • Je weet een groot aantal werkwoorden 3e naamval (signaalwoorden)
  • Je kunt aangeven welk lidwoord correct is en waarom.

Slide 12 - Slide

Zum Schluss

Slide 13 - Slide

Grammatik: starke Verben
Sterke werkwoorden met een e of a in de stam.

Slide 14 - Slide

Vervoegen sterke werkwoorden o.t.t.:
Bij sterke werkwoorden met een e in de stam verandert de stam bij de volgende persoonlijke vnw:
  • du/er/sie/es/man -> i   of   ie  
  • è uitspraak -> i
  • ee uitspraak -> ie

Slide 15 - Slide

Aandachtspunten:
Sterke werkwoorden met e in stam:
  1. gehen, stehen en bewegen -> geen i/ie wissel
  2. nehmen -> bij du/er/sie/es/man: h wordt m -> du nimmst/er/sie/es nimmt
  3. geben -> i niet ie
  4. treten -> bij du er/sie/es/man: uitgang anders dan bij werkwoorden met stam op d of t     treten -> i niet ie
       du trittst  
       er/sie/es/man tritt

Slide 16 - Slide

Sterke werkwoorden met a in stam
Bij sterke werkwoorden met een a in de stam verandert de stam bij de volgende persoonlijke vnw:    -> du/er/sie/es/man -> ä

Aandachtspunten:
  • bij laufen en stoßen geldt dezelfde regels als hierboven
  • bij du er/sie/es/man: uitgang anders dan bij werkwoorden met stam op
       d of t   
       du hältst                   er/sie/es/man hält

Slide 17 - Slide