Cursus 7 Par. 5 Verkleinwoorden

Verkleinwoorden spellen
Verkleinwoorden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Verkleinwoorden spellen
Verkleinwoorden

Slide 1 - Slide

Theorie (verkleinwoorden)
Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken.

Meestal           =              -je of -tje achter het woord.
vakantie - vakantietje  
schaar - schaartje
dans - dansje

Slide 2 - Slide

Soort woord met voorbeeld
  1. Woorden met een -m               boom
  2. Woorden met een -ng            koning
  3. Achteraan -a, -o of -u                  opa, auto, paraplu
  4. Achteraan -y                                   baby
  5. Woorden met cijfers of afkorting     dvd, A4
Regel met voorbeeld
  • -pje
boompje
  • -kje en de -g laat je weg
koninkje
  • extra klinker
opaatje, autootje, parapluutje
  • -'tje
baby'tje
  • -'je of -'tje
dvd'tje, A4'tje

Slide 3 - Slide

Etalage
A
Etalagetje
B
Etalage'tje
C
Etalageetje

Slide 4 - Quiz

Radio
A
Radiotje
B
Radio'tje
C
Radiootje

Slide 5 - Quiz

Verdieping
A
Verdiepingtje
B
Verdiepingetje
C
Verdiepingke
D
Verdiepinkje

Slide 6 - Quiz

cd
A
cdtje
B
CeeDeetje
C
cd'tje

Slide 7 - Quiz

Pony
A
ponytje
B
ponietje
C
pony'tje
D
paardje

Slide 8 - Quiz

Menu
A
Menutje
B
Menuutje
C
Menu'tje
D
Menuu'tje

Slide 9 - Quiz

Instructie
A
Instructietje
B
Instructieetje
C
Instructie'tje

Slide 10 - Quiz

Tip van de dag!
Twijfel je over een verkleinwoord?
Neem een voorbeeldwoord in je hoofd met dezelfde laatste letter of klank!

Verkleinwoord van cranberry??
Baby --> eindigt ook met y en dat wordt baby'tje
Dus: cranberry'tje!

Slide 11 - Slide

Maken
Digitaal lesboek
Opdrachten 1 t/m 7

Slide 12 - Slide