Examentraining deel 1

Hoe goed ben jij in examenteksten?
heel goed
goed
gemiddeld
niet zo goed
heel erg niet goed
1 / 15
next
Slide 1: Poll
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoe goed ben jij in examenteksten?
heel goed
goed
gemiddeld
niet zo goed
heel erg niet goed

Slide 1 - Poll

Examentraining
Engels Havo

Slide 2 - Slide

goals......
Na deze training kun je ....
  • De onderdelen van een tekst herkennen en benoemen
  • een stappenplan voor ABCD vragen toepassen
  • woorden herkennen die een antwoord fout maken
  • een stappenplan voor gaten en beweringenvragen toepassen

Slide 3 - Slide

Onderdelen van een tekst
Een tekst kan bestaan uit:
  1. Introductie van het onderwerp
  2. Argumenten voor of tegen
  3. mening van Experts
  4. Voorbeelden

Slide 4 - Slide

1. Introductie van het onderwerp
vraag: Wat is de kern van alinea 1?
antwoord: er is een link met plaatje en titel
Wat wordt er gezegd over x?
antwoord: cito helpt je op weg
redelijk open vraag(Titel is te vaag of te moeilijk)
antwoord: Link titel+ plaatje+info uit vraag

Slide 5 - Slide

Introductie vh onderwerp
Text 8: Bugs a la mode




Good for you? Good for the earth? Good to eat?


Slide 6 - Slide

2. Argumenten voor en tegen
------------------> , but/however/of course
still /yet<------------------ (tegenargument)
---------------------------->

Slide 7 - Slide

argumenten voor en tegen
Alinea 2: 
"Of course the argument against eating bugs is also quite compelling, they're gross. But that's a question of cultural ...."

Slide 8 - Slide

3. Mening van Experts
Hoe te herkennen?: Naam staat in de tekst. 
Tussen de aanhalingstekens staat wat ze zeggen en daar vind je het antwoord.
Noteer de namen en de functie van expert, positief of negatief?

Slide 9 - Slide

Experts
Topic: banning large glasses of sugary drink from restaurants
Names: 
Bloomberg - Mayor - in favor
Thomas Farley -  NY daily news - In favor (completely appropriate)
Ray Fishman - Slate - Negative
Nadia Arumugan - Forbes - Positive


Slide 10 - Slide

4. Voorbeelden
In voorbeelden kun je herkennen aan:
  • namen
  • plaatsen
  • percentages
  • data
Vaak vragen ze naar het verband met de grote lijn: in goede antwoord: it shows/it illustrates

Slide 11 - Slide

Het stappenplan
  1. Bekijk de titel, het plaatje de introducerende zin: Info over de grote lijn ?
  2. Lees de vraag en markeer het stuk tekst waar de vraag over gaat. Staat er nuttige informatie in de vraag?
  3.  Lees de gemarkeerde tekst: markeer signaalwoorden
  4. Streep pindakaas antwoorden weg
  5. Kloppen alle elementen van de vraag? Past het in de grote lijn?

Slide 12 - Slide

Woorden die antwoorden fout maken
95% van de gevallen zijn dit foute antwoorden:
  1. geen nuance: always, only, solely, most
  2. stijgende/dalende lijn: more, gradually
  3. tekst zegt X en Y, vraag Y en X

Slide 13 - Slide

Beweringen vragen
In het antwoord staan woorden die je met vergelijken met de tekst:
  • namen (plaatsen, personen, bedrijven)
  • getalaanduidingen (de meerderheid etc)
  • Internationale woorden

Slide 14 - Slide

Gaten vragen
2 soorten: 
  1. met signaalwoorden
  2. met hele of halve zinnen

Lees de zin voor het gat en de zin erna. Hoe verhouden die zich tot elkaar? (tegenstelling, uitbreiding etc)

Slide 15 - Slide