Les 10: laatste les voor proefwerk

havo-2 chapitre 7
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

havo-2 chapitre 7
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!

Slide 1 - Slide

Répéter:
grammaire D
Dit grammatica-onderdeel gaat over de passé composé met être.


Dit gebruik je om iets aan te geven wat je in het verleden hebt gedaan.
Tot nu toe hebben jullie dit steeds toegepast met het hulpwerkwoord 'avoir', maar jullie gaan dat vanaf dit hoofdstuk ook kunnen met het werkwoord 'être'

We gaan eerst wat dingen kort herhalen, daarna volgt de 'nieuwe' uitleg.

Neem over wat je over wilt nemen :)!

Slide 2 - Slide

Even herhalen:
Hoe zat het ook alweer?
Om werkwoorden die eindigen op -er in de passé composé te zetten, volgden we 2 stappen.

Stap 1: het hulpwerkwoord
Dat was, tot nu toe, altijd het werkwoord 'avoir'.

Stap 2: het voltooid deelwoord
We halen -er van het werkwoord af en plaatsen er vervolgens een é achter.

parler --> parler --> parlé

Slide 3 - Slide

De passé composé:
het hulpwerkwoord être
Net als in het Nederlands, kan je in het Frans een voltooide tijd maken met hebben en zijn.

De regel is als volgt:
Gebruik je in het Nederlands hebben? Dan gebruik je in het Frans dus avoir.
Gebruik je in het Nederlands zijn? Dan gebruik je in het Frans dus être.

Maar: als je être als hulpwerkwoord gebruikt, komt er bij de voltooide tijd soms een extra é of s achter het voltooid deelwoord. Hiervoor hanteren we een schema, dat je misschien kent van het bijvoeglijk naamwoord.
Kijk goed naar de volgende slide en de uitleg. Neem over als je het over wilt nemen!

Slide 4 - Slide

De passé composé met être:
wanneer een extra letter?

Slide 5 - Slide

De passé composé:
het hulpwerkwoord être (het voorbeeld 'aller')
Aller betekent gaan (dus we gebruiken être als hulpwerkwoord, net zoals het Nederlands).

je suis allé(e)
tu es allé(e)
il est allé
elle est allée
on est allé(e)(s)
nous sommes allé(e)s
vous êtes allé(e)(s)
ils sont allés
elles sont allées

Slide 6 - Slide


Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. (aller)

Elle _____  ________ à l'école.

Slide 7 - Open question


Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. (arriver)

Mon frère _____  ________ à l'heure.

Slide 8 - Open question


Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. (rentrer)

Mes parents _____ ________ à la maison.

Slide 9 - Open question


Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. (rester)

Monsieur, vous_____  ________ combien de jours?

Slide 10 - Open question

Répéter:
grammaire H
Dit grammatica-onderdeel gaat over het delend lidwoord.


Er hangen appels in de boom.
Deze zin is in het Nederlands heel normaal. In het Frans niet, want er komt altijd een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord.
Lidwoorden die we in het Nederlands niet gebruiken, noemen we een delend lidwoord.

Neem over wat je over wilt nemen :)!

Slide 11 - Slide

Het delend lidwoord:
de verschillende vormen
Mannelijk enkelvoud: du

Vrouwelijk enkelvoud: de la

Mannelijk enkelvoud, met klinker of stomme h: de l'

Meervoud (mannelijk en vrouwelijk: des

De regel: je kan het delend lidwoord altijd gebruiken, behalve....

Slide 12 - Slide

Het delend lidwoord:
de uitzondering
Staat er een ontkenning in de zin?
Dan verandert elke vorm van het delend lidwoord in de/d' (bij klinkerbotsing).

- Je ne mange jamais de viande.
- Je ne bois pas d'eau.


Slide 13 - Slide


Vul het juiste delend lidwoord in.

Je mange ________ salade (v) tous les jours.

Slide 14 - Open question


Vul het juiste delend lidwoord in.

Je ne mange pas ________ poulet (m). Je n'aime pas ça.

Slide 15 - Open question


Vul het juiste delend lidwoord in.

Par contre, je mange ________ fruits (mv).

Slide 16 - Open question


Vul het juiste delend lidwoord in.

Je ne bois pas ________ eau (v).

Slide 17 - Open question

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (1)
Opdracht 2: vocabulaire
- Kies van de 2 schuingedrukte woorden het juiste woord.
- Zet de Franse woorden in de juiste zin.
- Vertaal de woorden van het Nederlands naar het Frans.

Opdracht 3: grammaire
- Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm van de passé composé.
- Vul het juiste (delend) lidwoord in.

Slide 18 - Slide

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)
Opdracht 4: phrases clés
- Vertaal de zinnen naar het Frans.

Opdracht 5: leesvaardigheid
- Geef in het Nederlands antwoord op de vragen over de tekst.

Slide 19 - Slide

Les devoirs
Komende les:
- Proefwerk chapitre 7

Apprendre (leren):
- voca A, B, E & F (Frans-Nederlands & Nederlands-Frans)
- phrases clés C & G (Nederlands-Frans)
- grammaire D (de passé composé met être)
- grammaire H (het delend lidwoord)

Slide 20 - Slide