Les 10: laatste les voor proefwerk

havo-3 chapitre 5
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

havo-3 chapitre 5
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!

Slide 1 - Slide

Répéter:
grammaire D
Dit grammatica-onderdeel gaat over het delend lidwoord.


Er hangen appels in de boom.
Deze zin is in het Nederlands heel normaal. In het Frans niet, want er komt altijd een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord.
Lidwoorden die we in het Nederlands niet gebruiken, noemen we een delend lidwoord.

Neem over wat je over wilt nemen :)!

Slide 2 - Slide

Het delend lidwoord:
de verschillende vormen
Mannelijk enkelvoud: du

Vrouwelijk enkelvoud: de la

Mannelijk enkelvoud, met klinker of stomme h: de l'

Meervoud (mannelijk en vrouwelijk: des

De regel: je kan het delend lidwoord altijd gebruiken, behalve....

Slide 3 - Slide

Het delend lidwoord:
de uitzonderingen (1)
1. Staat er een ontkenning in de zin?
Dan verandert elke vorm van het delend lidwoord in de/d' (bij klinkerbotsing)

2. Staat er een woord van hoeveelheid in de zin?
Dan verandert elke vorm van het delend lidwoord in de/d' (bij klinkerbotsing).

Slide 4 - Slide

Het delend lidwoord:
de uitzonderingen (2)
1. Staat er een van de volgende werkwoorden in de zin?
- aimer
- préférer
- détester
- adorer

Dan gebruik je niet het delend lidwoord, maar het 'gewone' lidwoord.
Dus: le, la, l' of les.

Slide 5 - Slide


Vul het juiste (delend) lidwoord in.

Je mange ________ salade (v) tous les jours.

Slide 6 - Open question


Vul het juiste (delend) lidwoord in.

Je ne mange pas ________ poulet (m). Je n'aime pas ça.

Slide 7 - Open question


Vul het juiste (delend) lidwoord in.

Par contre, j'adore ________ fruits (mv).

Slide 8 - Open question


Vul het juiste (delend) lidwoord in.

Je bois peu ________ eau (v).

Slide 9 - Open question

Répéter:
grammaire H
In klas 1, 2 & 3 hebben jullie al regelmatig enkele onregelmatige werkwoorden gezien en geleerd. 
Dit hoofdstuk komt daar het werkwoord venir bij (komen).

Het werkwoord is onregelmatig, dus het is een kwestie van stampen.

Je leert dit werkwoord in de présent en de passé composé.

Slide 10 - Slide

Het werkwoord venir:
de présent
je viens                            --> ik kom
tu viens                           --> jij komt
il vient                            --> hij komt
elle vient                        --> zij komt
on vient                         --> men komt

nous venons                   --> wij komen
vous venez                    --> u komt, jullie komen
ils viennent                   --> zij komen (mannelijk meervoud)
elles viennent               --> zij komen (vrouwelijk meervoud)

Slide 11 - Slide

Het werkwoord venir:
de passé composé
je suis venu(e)
tu es venu(e)
il est venu
elle est venue
on est venu(e)(s)

nous sommes venu(e)s
vous êtes venu(e)(s)
ils sont venus
elles sont venues

Slide 12 - Slide


Vervoeg het werkwoord venir in de aangegeven tijd (présent).

Vous _______________ quand?

Slide 13 - Open question


Vervoeg het werkwoord venir in de aangegeven tijd (présent).

Je _______________ souvent à huit heures.

Slide 14 - Open question


Vervoeg het werkwoord venir in de aangegeven tijd (passé composé).

Ils ________  _______ à quelle heure?

Slide 15 - Open question


Vervoeg het werkwoord venir in de aangegeven tijd (passé composé).

Elle ________  _______ avec sa mère.

Slide 16 - Open question

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (1)
Opdracht 1: écouter
- Luister naar het fragment en kies het juiste antwoord (A/B/C)

Opdracht 2: vocabulaire

- Kies van de 2 schuingedrukte woorden het juiste woord.
- Zet de Franse woorden in de juiste zin.
- Vertaal de woorden van het Nederlands naar het Frans.

Opdracht 3: grammaire
- Vul het juiste (delend) lidwoord in.
- Vertaal het werkwoord en zet het in de juiste tijd.

Slide 17 - Slide

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)
Opdracht 4: phrases clés
- Vertaal de zinnen naar het Frans.

Opdracht 5: leesvaardigheid
- Beantwoord de vragen over de tekst.
- Raad de betekenis van de onderstreepte woorden uit de tekst. Je hebt keuzemogelijkheden. 

Slide 18 - Slide

Les devoirs
Komende les:
- Proefwerk chapitre 5

Apprendre (leren):
- voca A, B, E & F (Frans-Nederlands & Nederlands-Frans)
- phrases clés C & G (Nederlands-Frans)
- grammaire D (het delend lidwoord)
- grammaire H (het werkwoord venir)

Slide 19 - Slide