Werkwijze: In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug. Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.
Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.
Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
havo-3 chapitre 5
Werkwijze: In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug. Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.
Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.
Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!
Slide 1 - Slide
Répéter: grammaire D
Dit grammatica-onderdeel gaat over het delend lidwoord.
Er hangen appels in de boom. Deze zin is in het Nederlands heel normaal. In het Frans niet, want er komt altijd een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord. Lidwoorden die we in het Nederlands niet gebruiken, noemen we een delend lidwoord.
Neem over wat je over wilt nemen :)!
Slide 2 - Slide
Het delend lidwoord: de verschillende vormen
Mannelijk enkelvoud: du
Vrouwelijk enkelvoud: de la
Mannelijk enkelvoud, met klinker of stomme h: de l'
Meervoud (mannelijk en vrouwelijk: des
De regel: je kan het delend lidwoord altijd gebruiken, behalve....
Slide 3 - Slide
Het delend lidwoord: de uitzonderingen (1)
1. Staat er een ontkenning in de zin? Dan verandert elke vorm van het delend lidwoord in de/d' (bij klinkerbotsing)
2. Staat er een woord van hoeveelheid in de zin? Dan verandert elke vorm van het delend lidwoord in de/d' (bij klinkerbotsing).
Slide 4 - Slide
Het delend lidwoord: de uitzonderingen (2)
1. Staat er een van de volgende werkwoorden in de zin? - aimer - préférer - détester - adorer
Dan gebruik je niet het delend lidwoord, maar het 'gewone' lidwoord. Dus: le, la, l' of les.
Slide 5 - Slide
Vul het juiste (delend) lidwoord in.
Je mange ________ salade (v) tous les jours.
Slide 6 - Open question
Vul het juiste (delend) lidwoord in.
Je ne mange pas ________ poulet (m). Je n'aime pas ça.
Slide 7 - Open question
Vul het juiste (delend) lidwoord in.
Par contre, j'adore ________ fruits (mv).
Slide 8 - Open question
Vul het juiste (delend) lidwoord in.
Je bois peu ________ eau (v).
Slide 9 - Open question
Répéter: grammaire H
In klas 1, 2 & 3 hebben jullie al regelmatig enkele onregelmatige werkwoorden gezien en geleerd. Dit hoofdstuk komt daar het werkwoord venir bij (komen).
Het werkwoord is onregelmatig, dus het is een kwestie van stampen.
Je leert dit werkwoord in de présent en de passé composé.
Slide 10 - Slide
Het werkwoord venir: de présent
je viens --> ik kom tu viens --> jij komt il vient --> hij komt elle vient --> zij komt on vient --> men komt
nous venons --> wij komen vous venez --> u komt, jullie komen ils viennent --> zij komen (mannelijk meervoud) elles viennent --> zij komen (vrouwelijk meervoud)
Slide 11 - Slide
Het werkwoord venir: de passé composé
je suis venu(e) tu es venu(e) il est venu elle est venue on est venu(e)(s)
nous sommes venu(e)s vous êtes venu(e)(s) ils sont venus elles sont venues
Slide 12 - Slide
Vervoeg het werkwoord venir in de aangegeven tijd (présent).
Vous _______________ quand?
Slide 13 - Open question
Vervoeg het werkwoord venir in de aangegeven tijd (présent).
Je _______________ souvent à huit heures.
Slide 14 - Open question
Vervoeg het werkwoord venir in de aangegeven tijd (passé composé).
Ils ________ _______ à quelle heure?
Slide 15 - Open question
Vervoeg het werkwoord venir in de aangegeven tijd (passé composé).
Elle ________ _______ avec sa mère.
Slide 16 - Open question
Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (1)
Opdracht 1: écouter - Luister naar het fragment en kies het juiste antwoord (A/B/C) Opdracht 2: vocabulaire - Kies van de 2 schuingedrukte woorden het juiste woord.
- Zet de Franse woorden in de juiste zin. - Vertaal de woorden van het Nederlands naar het Frans.
Opdracht 3: grammaire
- Vul het juiste (delend) lidwoord in. - Vertaal het werkwoord en zet het in de juiste tijd.
Slide 17 - Slide
Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)
Opdracht 4: phrases clés
- Vertaal de zinnen naar het Frans.
Opdracht 5: leesvaardigheid
- Beantwoord de vragen over de tekst.
- Raad de betekenis van de onderstreepte woorden uit de tekst. Je hebt keuzemogelijkheden.
Slide 18 - Slide
Les devoirs
Komende les: - Proefwerk chapitre 5
Apprendre (leren): - voca A, B, E & F (Frans-Nederlands & Nederlands-Frans) - phrases clés C & G (Nederlands-Frans) - grammaire D (het delend lidwoord) - grammaire H (het werkwoord venir)