Les 7: het ademhalingsstelsel

Les 7: het ademhalingsstelsel
1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 7: het ademhalingsstelsel

Slide 1 - Slide

Inhoud
-Herhalingsopgaven
- Lesstof het ademhalingsstelsel
-Opgave
-Filmpje

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de delen van het ademhalingsstelsel benoemen met hun kenmerken en functies.

Slide 3 - Slide

Is de bewering juist of onjuist?
Een te lage bloeddruk vergroot de kans op hart- en vaatziekten.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Wat verhoogt de kans op een te hoge bloeddruk?

Slide 5 - Open question

Maak de zin kloppend.
Door slagaderverkalking wordt het bloedvat ... en ... elastisch.
A
wijder en meer
B
wijder en minder
C
nauwer en minder
D
nauwer en meer

Slide 6 - Quiz

Waardoor kan een hartinfarct worden veroorzaakt?
A
Door het optreden van slagaderverkalking in een longslagader.
B
Door het optreden van een slagaderverkalking in een kransslagader.
C
Door het optreden van een slagaderverkalking in de halsslagader.
D
Door het optreden van een slagaderverkalking in de leverslagader.

Slide 7 - Quiz

De darmslagader is de ader die loopt van het hart naar de darmen.
Wat kan er gebeuren als iemand darmslagaderverkalking heeft?
A
De darmen kunnen verstopt raken.
B
De darmen kunnen te weinig zuurstof krijgen.
C
Er kan te veel bloed naar de darmen stromen.

Slide 8 - Quiz

Welke twee dingen kun je doen om de kans op hart- en vaatziekten te verminderen?

Slide 9 - Open question

Het ademhalingsstelsel
In de afbeelding is het ademhalingsstelsel van de mens getekend. Tijdens een inademing gaat lucht via de neusholte of mondholte naar de keelholte. Vervolgens stroomt de lucht langs het strottenhoofd de luchtpijp in. De luchtpijp vertakt zich in twee bronchiën, die zich weer vertakken in steeds kleinere buisjes:
de luchtpijptakjes. Aan het einde van de luchtpijptakjes bevinden 
zich trosjes longblaasjes.
Onder de longen ligt het middenrif. Het middenrif is een stevig, 
gespierd vlies dat de romp verdeelt in de borstholte en de 
buikholte. Het middenrif kan omhoog en omlaag bewegen.

Slide 10 - Slide

Neusholte
De neusholte is bedekt met neusslijmvlies (zie afbeelding). De slijmlaag is vochtig. Daardoor wordt de lucht die je inademt ook vochtig. Als je verkouden bent, maakt het neusslijmvlies te veel vocht. Het slijm loopt dan als snot uit je neus.
Dicht onder het neusslijmvlies liggen veel bloedvaatjes. Het bloed in deze vaatjes is warm. Daardoor verwarmt het neusslijmvlies de binnenstromende lucht.

Slide 11 - Slide

Lucht zuiveren
In lucht zitten vaak stofdeeltjes en ziekteverwekkers. Vooraan in de 
neusholte groeien neusharen die de grote stofdeeltjes tegenhouden. 
Kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers blijven plakken aan de
slijmlaag van het neusslijmvlies. De trilharen verplaatsen het slijm 
met de stofdeeltjes naar de keelholte. Daar slik je het slijm in.
Boven in de neusholte zit het reukzintuig. Daarmee kun je ruiken 
of de lucht stinkt. Stinkende gassen in de lucht kunnen giftig of
schadelijk zijn. Het reukzintuig waarschuwt je hiervoor.

In je mond zitten geen trilharen en geen reukzintuig. Bij inademen 
door je mond wordt de lucht minder schoon, minder vochtig en ook
minder warm gemaakt. Droge, koude lucht kan het slijmvlies in de 
longen beschadigen. Ademen door de neus is daardoor gezonder 
dan ademen door de mond.

Slide 12 - Slide

Keelholte
Na de neusholte of mondholte komt de lucht in de keelholte. Ook voedsel dat je inslikt, komt door de keelholte. Lucht moet de luchtpijp in, en voedsel moet de slokdarm in. Om dit te regelen, zitten er twee klepjes in de keelholte. Boven in de keelholte zit de huig en onderin het strotklepje (afbeelding). Als je ademhaalt, zijn de slokdarm en de luchtpijp allebei open (zie afbeelding 1). De lucht kan dan door je luchtpijp naar je longen stromen, en terug. Als je voedsel inslikt, sluit de huig de neusholte af (afbeelding 2). Tegelijk sluit het strotklepje de luchtpijp af. Hierdoor komt voedsel niet in je neusholte of luchtpijp. Soms sluiten het strotklepje en de huig niet goed. Bijvoorbeeld als je tijdens het eten in de lach schiet. Je kunt je dan verslikken. Voedsel of drank komt dan in je luchtpijp en je neusholte (afbeelding 3). Door te hoesten kun je het voedsel meestal weer uit je luchtpijp verwijderen.

Slide 13 - Slide

Luchtpijp en longen
De luchtpijp is een holle buis die aansluit op de onderkant van het strottenhoofd. 
Het strottenhoofd kun je aan de buitenkant van je keel voelen als de adamsappel (zie afbeelding).
In de wand van de luchtpijp zitten kraakbeenringen. Deze ringen geven 
stevigheid en zorgen ervoor dat de luchtpijp altijd openstaat (zie afbeelding 4.2).
Je kunt het vergelijken met een stofzuigerslang.
Ook in de wand van de bronchiën zitten kraakbeenringen. De bronchiën 
vertakken zich verder tot kleinere buisjes, met aan het eind daarvan de
longblaasjes (zie afbeelding 5). In de longblaasjes wordt zuurstof uit de 
lucht opgenomen in het bloed via de longhaarvaten. Koolstofdioxide uit het 
bloed wordt afgegeven aan de lucht in de longblaasjes.

De wanden van de luchtpijp, bronchiën, buisjes en longblaasjes zijn bekleed 
met slijmvlies. Aan het slijm blijven stof en ziekteverwekkers plakken. Als het 
slijmvlies extra veel slijm maakt, ga je hoesten.

Slide 14 - Slide

In de afbeelding zie je het ademhalingsstelsel schematisch getekend.

Noteer de namen van de genummerde delen.
1= ...

Slide 15 - Open question

Welke weg legt de ingeademde lucht achtereenvolgens af in je ademhalingsstelsel?

Sleep de onderdelen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
strottenhoofd
longblaasjes
keelholte
bronchiën
neusholte
luchtpijp

Slide 16 - Drag question

lucht naar de bronchiën vervoeren en terug
lucht naar de luchtpijptakjes vervoeren en terug
zuurstof en koolstofdioxide uitwisselen met het bloed
Combineer elk deel van het ademhalingsstelsel met de juiste functie.
bronchiën
longblaasjes
luchtpijp

Slide 17 - Drag question

Houdt grote stofdeeltjes tegen.
Maakt de lucht die je inademt vochtig.
Vervoert het slijm naar de keelholte.
Verwarmt de ingeademde lucht.
Voorkomt dat stofdeeltjes en ziekteverwekkers in de longen komen.
Waarschuwt voor stinkende gassen.
Hier staan functies van delen van het ademhalingsstelsel.

Sleep het deel naar de juiste functie.
Neusslijmvlies
Neusharen
Reukzintuig
Trilharen
Neusslijmvlies
Neusslijmvlies

Slide 18 - Drag question

In de afbeelding zie je een schematische doorsnede van de luchtpijp en de slokdarm.

Zet de namen bij de genummerde delen.

Slide 19 - Open question

In welk deel komt slijmvlies met trilharen voor?
A
1
B
2
C
3

Slide 20 - Quiz

In de afbeelding zie je een schematische doorsnede van de luchtpijp en de slokdarm.

Welke functie heeft deel 1?

Slide 21 - Open question

In de afbeelding is een deel van de wand van het ademhalingsstelsel van de mens sterk vergroot getekend.

Hoe wordt onderdeel 3 genoemd?
A
bloedvat
B
slijmlaag
C
slijmproducerende cel
D
trilhaarcel

Slide 22 - Quiz

In de afbeelding is een deel van het ademhalingsstelsel van de mens schematisch getekend.

Bij welk van de genummerde delen is de wand niet verstevigd door kraakbeenringen?
A
1
B
2
C
3

Slide 23 - Quiz

Bij peuters en kleuters komt soms een ontsteking van het strotklepje voor. Als gevolg daarvan zwelt het strotklepje op.

Wat kan het gevolg zijn van een opgezwollen strotklepje?

Slide 24 - Open question

Aardgas is een gas zonder geur. Aan dit gas wordt een geurstof toegevoegd voordat het als brandstof wordt verbruikt in fornuizen en verwarmingsketels.

Leg uit waarom dit wordt gedaan.

Slide 25 - Open question

Sommige mensen ademen vooral door hun mond. Deze mensen hebben vaker last van keelontsteking dan mensen die vooral door hun neus ademen.
Leg uit hoe dat komt.

Slide 26 - Open question

Tijdens het zwemmen onder water kun je een snorkel gebruiken om adem te halen (zie afbeelding).

Wat zijn de nadelen van ademhalen door een snorkel? Geef er minstens drie.

Slide 27 - Open question

Taaislijmziekte is een aangeboren erfelijke ziekte. Bij deze ziekte maken verschillende organen taai en dik slijm, dat niet goed kan worden afgevoerd. Mensen met taaislijmziekte hebben veel last van benauwdheid.
Leg uit hoe dat komt.

Slide 28 - Open question

Kraakbeenziekte leidt tot misvorming van kraakbeen in het lichaam. Ook kraakbeenziekte kan benauwdheid tot gevolg hebben.

Leg uit hoe dat komt.

Slide 29 - Open question

Bij bronchitis zijn de bronchiën ontstoken. De slijmvliezen in de bronchiën gaan daardoor extra slijm produceren. Extra slijm is een prikkel die leidt tot een respons.

Wat is die respons?

Slide 30 - Open question

Hib is de afkorting van een bacterie die mensen ziek kan maken. De Hib-bacterie kan in de luchtwegen terechtkomen. Dit veroorzaakt meestal geen problemen.

Waardoor veroorzaakt een Hib-bacterie meestal geen problemen in de luchtwegen?

Slide 31 - Open question

Als de Hib-bacterie verder het lichaam binnendringt, kan een strotklepje gaan ontsteken en opzwellen. Daardoor kunnen ernstige problemen ontstaan met ademhalen.

Waardoor kan een opgezwollen strotklepje ademhalingsproblemen veroorzaken?
A
door afsluiting van de keelholte
B
door afsluiting van de neusholte
C
door afsluiting van de slokdarm
D
door afsluiting van de luchtpijp

Slide 32 - Quiz

Sommige bacteriën die je inademt, maken stoffen die trilharen in de luchtwegen verlammen.

Leg uit dat je dan ziek kunt worden doordat bacteriën in je lichaam komen.

Slide 33 - Open question

Slide 34 - Slide

Lees de tekst ‘Dolfijnen’ op slide 34.

In de afbeelding wordt met Q de ... aangegeven.
A
luchtpijp
B
slokdarm

Slide 35 - Quiz

Lees de tekst ‘Dolfijnen’ op slide 34.

Leg uit waarom een dolfijn niet door de mond kan ademen.

Slide 36 - Open question

Lees de tekst ‘Dolfijnen’ op slide 34.

Leg uit waarom een dolfijn zich nooit verslikt.

Slide 37 - Open question

Lees de tekst ‘Dolfijnen’ op slide 34.

Welke twee delen van het ademhalingsstelsel van de mens ontbreken bij een dolfijn?

Slide 38 - Open question

Lees de tekst ‘Dolfijnen’ op slide 34.

Omdat het blaasgat maar kort boven water is, moeten dolfijnen krachtig en snel ademen. Bij de uitademing zie je water uit het spuitgat omhoog spuiten.
Leg uit dat er water in de uitgeademde lucht zit.

Slide 39 - Open question

Slide 40 - Video