1.3 Het ademhalingstelsel

1.3 Het ademhalingsstelsel
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

1.3 Het ademhalingsstelsel

Slide 1 - Slide

Terugblik

Slide 2 - Slide

Hoe zou je de verbranding van glucose kunnen opschrijven?
->
Glucose
Zuurstof
Energie
Koolstofdioxide
Water

Slide 3 - Drag question

Voor verbranding is water nodig.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Welke stof heeft je lichaam naast glucose nodig voor verbranding?
A
koolstofioxide
B
zuurstof
C
water

Slide 5 - Quiz

Wanneer vindt verbranding plaats?
A
Altijd
B
Alleen als je sport
C
Alleen als je ademhaalt
D
als je wakker bent

Slide 6 - Quiz

Wanneer vindt verbranding plaats bij een mens/dier?
A
Altijd
B
Alleen als je sport

Slide 7 - Quiz

Vindt verbranding alleen in je spieren plaats?

A
nee
B
ja

Slide 8 - Quiz

Leerdoel:
4 Je kunt in een afbeelding van het ademhalingsstelsel de delen benoemen.
5 Je kunt de kenmerken en functies van de delen van het ademhalingsstelsel noemen.

Slide 9 - Slide

Ademhalingsstelsel
Voor verbranding in je lichaam is zuurstof nodig. Zuurstof haal je uit de lucht met je longen.

Slide 10 - Slide

Ademhalingsstelsel
Je kunt door je neus of door je mond inademen. Adem je in door je neus, dan komt de lucht eerst in de neusholte. Adem je in door je mond, dan komt de lucht eerst in de mondholte. 
 

Slide 11 - Slide

Neusholte 
Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen.
De neusholte is bekleed met neusslijmvlies, deze is vochtig en warm wat de lucht die je inademt ook vochtig en warm maakt. 

Neusslijm: kleine stofdeeltjes en 
ziekteverwekkers blijven kleven aan het slijm.

Trilharen: Verplaatsen het slijm naar de keelholte
Reukzintuig: zit boven in je neusholte. waarschuwt als er gevaarlijke stoffen zijn

Slide 12 - Slide

Mondholte
Geen slijmvlies met haartjes en slijm. 
Ziekteverwekkers worden niet tegengehouden. 
Lucht wordt minder vochtig en warm. 
Je kunt sneller ziek worden. 

Slide 13 - Slide

Keelholte en strottenhoofd
In de keelholte zitten de huig en het strottenklepje.
De huig: sluit de neusholte af als je voedsel inslikt. 
De strottenklep: sluit de luchtpijp af.

In het strottenhoofd (adamsappel) zitten de 
stembanden.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Luchtpijp
De luchtpijp is een holle buis die aansluit op het strottenhoofd (adamsappel).

Kraakbeenringen: zorgen voor de stevigheid van de luchtpijp (stofzuigerslang)

De luchtpijp is bedekt met slijmvlies en trilhaarcellen. Het slijmvlies wordt gemaakt door slijmproducerende cellen. 

Als er veel slijm is dan ga je hoesten. 

Slide 18 - Slide

Bronchiën
De luchtpijp vertakt zich in twee bronchiën. Eén bronchie gaat naar de linkerlong, de andere naar de rechterlong. In de long vertakt de bronchie zich in steeds kleinere buisjes. Aan het einde van elk buisje zitten longblaasjes.

Slide 19 - Slide

0

Slide 20 - Video

Samenvatting
 Neusholte:
– Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen.
– De neusholte is bedekt met neusslijmvlies (slijm en trilharen).
– Functie slijm: hieraan blijven ziekteverwekkers en stofdeeltjes plakken.
– Functie trilharen: verplaatsen het slijm naar de keelholte.
• Neusademhaling is gezonder dan mondademhaling.
– Het neusslijmvlies maakt de lucht warm.
– Het neusslijmvlies maakt de lucht vochtig.
– De neusharen en het neusslijmvlies vangen stof en ziekteverwekkers 
op.
– Het reukzintuig waarschuwt je voor vieze geuren en gevaarlijke stoffen
 in de lucht.
• Keelholte: bovenin zit de huig en onderin zit het strotklepje.
– Functie huig: neusholte afsluiten tijdens slikken.
– Functie strotklepje: luchtpijp afsluiten tijdens slikken.
• Luchtpijp:
– De wand is stevig door ringen van kraakbeen. Deze houden de luchtpijp open.
– De luchtpijp vertakt zich in bronchiën.
• Bronchiën:
– De wand is stevig door ringen van kraakbeen. Deze houden de bronchie open.
– De bronchiën vertakken zich in steeds kleinere buisjes.
– Aan het uiteinde van de buisjes zitten longblaasjes.
Slijmvlies in de luchtpijp, de bronchiën en de longen.
– Aan het slijm blijven stof en ziekteverwekkers plakken.
– Trilharen vervoeren het slijm naar de keelholte. Daar slik je het slijm in.

Slide 21 - Slide

Je moet in een afbeelding de onderdelen van het ademhalingsstelsel kunnen aangeven!

Slide 22 - Slide

Huiswerk
1. Maak een tekening van de ademhalingsstelsel. 
2. Wijs aan de neusholte, mondholte, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, bronchie, long en middenrif op je tekening!
Neem mee naar de volgende les!                           

Slide 23 - Slide

Middenrif
Onder de longen ligt het middenrif. Dit is een spier tussen de borstholte en de buikholte. Je voelt het middenrif als je de hik hebt. De spier trekt dan telkens kort samen.

Slide 24 - Slide

Keelholte
Vanuit de neusholte of de mondholte gaat de lucht naar de keelholte. Daarna stroomt de lucht door het strottenhoofd naar de luchtpijp.

Slide 25 - Slide